e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opoeteren

Overzicht

Gevonden: 3008
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doffer, mannelijke duif hoorn: hoeren (Opoeteren) duif, mannetje [ZND 39 (1942)] III-4-1
dominicaan dominicaan: dommenikaan (Opoeteren) Een Dominicaan [Dómmenekaan, preekheer, preekhier]. [N 96D (1989)] III-3-3
domme man limpes: himpus (Opoeteren), Wellicht heeft het te maken met lòmp  limpus (Opoeteren) dommerik III-1-4
dompelen in het water steken: in t water stèken (Opoeteren), in ⁄t water stèken (Opoeteren, ... ) (in het water) dompelen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || ge moet het doekje in t water dompelen [ZND 23 (1937)] III-1-2, III-4-4
donderbeestje donderbeestje: dònnerbiêsje (Opoeteren) donderbeestje III-4-2
donderen donderen: donneren (Opoeteren, ... ) donderen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-4-4
donderwolk onweerswolk: onweèrswuik (Opoeteren) donderwolk [ZND 33 (1940)] III-4-4
donderx donder: dondər (Opoeteren, ... ) donder [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-4-4
donker worden, duisteren grauw worden: het wordt grau (Opoeteren) Hoe heet de schemering (de tijd voor het donker wordt) ? [ZND 42 (1943)] III-4-4
donker, duisterx donker: donkel (Opoeteren) (`t is hier) donker [ZND 23 (1937)] III-4-4