22788 |
gilde |
gilde:
gilde (L415p Opoeteren),
gilj (L415p Opoeteren, ...
L415p Opoeteren)
|
Een gilde. [ZND 35 (1941)]
III-3-2
|
24987 |
glad, glijdend |
glad:
glaaet (L415p Opoeteren, ...
L415p Opoeteren)
|
glad [ZND 01 (1922)], [ZND 24 (1937)]
III-4-4
|
20556 |
glazig |
glazeren:
glazere (L415p Opoeteren),
glazərə (L415p Opoeteren)
|
aardappel die hard en doorschijnen is (glazen patat) [ZND 35 (1941)]
III-2-3
|
26355 |
gleuf |
rabat:
rǝbat (L415p Opoeteren)
|
De groef in de sluisstijlen waarin de sluisdeuren passen. De deuren van de maalsluis dalen in het algemeen schuin naar beneden, terwijl de deuren van de wendsluis gewoonlijk loodrecht tegen de T-vormige sluisstijlen op en neer kunnen bewegen. De woordtypen rabat (P 53, P 57, P 58), winkelhaak (P 50) en lat (Q 83) zijn specifiek van toepassing op de T-vormige uitsparing in de sluisstijlen van de wendsluis. [Vds 51; Jan 45; Coe 33; Grof 54]
II-3
|
17853 |
glijden |
slibberen:
sleͅbərən (L415p Opoeteren)
|
hoe noemt men: op het ijs glijden (zonder schaatsen) [ZND 14 (1926)]
III-1-2
|
18879 |
glimlachen |
greilachen:
wnt V, 644: greien: krijten, schreien
grielachen (L415p Opoeteren, ...
L415p Opoeteren)
|
hoe zegt ge "glimlachen"in uw dialect ? Bestaat er geen woord om dit "stil lachen"uit te drukken, geef dan op door welke omschrijving men dit weergeeft. [ZND 39 (1942)]
III-1-4
|
23890 |
godsdienstonderricht op zondag |
catechismus van volharding:
kattegismis van volharding (L415p Opoeteren)
|
Het godsdienstonderricht dat vroeger op zondagmiddag vóór het lof (d.w.z. van 14.30 tot 15.00 uur) werd gegeven aan jongeren die van school af waren). [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23426 |
godslamp |
godslamp:
godslamp (L415p Opoeteren)
|
De godslamp, de altijd brandende olielamp vóór het tabernakel van het hoofdaltaar of sacramentsaltaar [gods-, gôds-, gaods-, godeslamp]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
17786 |
goed luisteren |
goed luisteren:
good lūsteren (L415p Opoeteren),
goot loesteren (L415p Opoeteren),
goot lustere (L415p Opoeteren),
gōt lystərə (L415p Opoeteren)
|
goed luisteren [ZND 30 (1939)]
III-1-1
|
23796 |
goede vrijdag |
goede vrijdag:
gooië vriedig (L415p Opoeteren)
|
De vrijdag in de week vóór Pasen, Goede vrijdag [Kaarvriediech]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|