e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ordingen

Overzicht

Gevonden: 947
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leeglopen leeg zijn: lɛjx ˲zɛn (Ordingen) Het over elkaar gaan van de molenstenen zonder graan. De stenen kunnen dan sneller gaan draaien waardoor het gevaar ontstaat dat de molen heet loopt. [N O, 34o; Vds 116; Jan 260; Coe 142; Grof 167; N O, 36e] II-3
leeuw leeuw: ne liief (Ordingen) leeuw [GTRP (1980-1995)] III-3-2
leiden leiden: lɛi̯ǝ (Ordingen) De koe laten paren. [N 3A, 30a; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
lendenen en kuil miltkuil(en): meltkø̜̄l (Ordingen) Achter de rug liggen de lendenen. Bij een welgevormd paard gaan de lendenen, die sterk en goed gespierd moeten zijn, ongemerkt in kruis en flanken over. De miltkuilen of -holten vormen het gedeelte van de flanken tussen heupgewricht en de laatste rib, een holte aan de buik ter hoogte van de milt. Een paard heeft bij voorkeur kleine miltkuilen. Zie afbeelding 2.30. [JG 1a, 1b, 2c] I-9
leverpastei leverpat: lēəvərpəteͅi (Ordingen), pat: pəteͅi (Ordingen) leverpastei [Goossens 1b (1960)] III-2-3
leverworst witte pens: wetəpɛ̄.ns (Ordingen) leverworst [Goossens 1b (1960)] III-2-3
lichten losser zetten: lǫsǝr [zetten] (Ordingen), vaster zetten: va.zǝr [zetten] (Ordingen) De molenstenen met behulp van de licht dichter bij elkaar of verder van elkaar brengen. Van een aantal opgaven is het onduidelijk of ze intransitief gebruikt worden dan wel een bepaalde term tot object hebben. Voor zover door de respondenten opgegeven, is in het woordtype het object tussen ronde haken vermeld. Het lemma is onderverdeeld in drie groepen. Het materiaal dat onder a) bijeen is geplaatst, bevat algemene benamingen voor lichten. In b) en c) zijn specifieke benamingen voor respectievelijk het verder uit elkaar brengen en het dichter bijeenbrengen van de molenstenen geplaatst. [N O, 23n; N O, 23o; Vds 107; Vds 108; Jan 140; Jan 149; Jan 150; Coe 121; Coe 122; Coe 123; Grof 143; Grof 144] II-3
lied, liedje lied: e liit (Ordingen), liedje: liitsje (Ordingen) lied [GTRP (1980-1995)] || liedje [GTRP (1980-1995)] III-3-2
lies lies: lē̜.s (Ordingen), moes: muš (Ordingen  [(uitstekend op de bil tegen de buik)]  ) De twee huidplooien die de grens vormen tussen het onderste gedeelte van de buik en het bovenste gedeelte van het been. Zie afbeelding 2.28. [JG lb; N 8, 32.10] || Het vel of vlies rond een windei. [JG 1b, 1c, 2c] I-12, I-9
lip lip: lep (Ordingen), løp (Ordingen) Zie afbeelding 2.8 en 2.10. [JG 1a, 1b] I-9