26668 |
rosmolen |
manège (fr.):
ma`nęi̯džǝ (P177a Ordingen)
|
De oudste machine die voor het dorsen werd gebruikt. Een paard leverde hier de drijfkracht. Algemeen wordt onder manège een constructie verstaan bestaande uit een vertikale as die door een horizontale boom, waar een paard is voorgespannen, in beweging wordt gebracht. Door middel van een kardan-koppeling wordt die draaiende beweging doorgegeven aan een horizontale as die door de wand van de schuur naar een machine werd geleid en deze aandrijfkracht leverde. In dit geval wordt door de rosmolen een trommel aangedreven waarin de halmen gedorst werden. Vergelijk ook het lemma ''rosmolen'' in de aflevering over de molenaarsterminologie, wld II,3, blz. 163.' [N 14, 7; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
17767 |
rug |
rug:
røk (P177a Ordingen)
|
Zie afbeelding 2.29. [JG 1a, 1b; N 8, 12]
I-9
|
32882 |
rug van het blad van de zeis |
rug:
røk (P177a Ordingen)
|
De opstaande stevige rand aan de buitenzijde van het blad van de zeis. Zie afbeelding 5, nummer 5. [N 18, 68e; JG 1a, 1b]
I-3
|
19404 |
rug van het lemmer |
kant:
kaant (P177a Ordingen)
|
De niet-scherpe zijde van een mes (rug, botte kant) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
33974 |
rugriem |
rugriem:
røkrī.m (P177a Ordingen)
|
Riem die een paard dat niet tussen berries is ingespannen op de rug draagt om de strengen op te houden. De rugriem wordt ook gebruikt bij het voorste van twee ingespannen paarden. [JG 1b, 1c, 1d; N 13, 69]
I-10
|
21094 |
rugstuk |
harst:
dən ā.s (P177a Ordingen)
|
karbonaden [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
33750 |
ruin |
ruin:
rø̜̄i̯n (P177a Ordingen)
|
Gecastreerde hengst. Als de veulens één à twee jaar zijn en de ballen voldoende gezakt en zichtbaar in de balzak zijn, worden zij gecastreerd. Een hengst van drie tot vijf jaar die om de een of andere reden op deze leeftijd nog gecastreerd wordt, wordt meestal gesneden hengst en niet ruin genoemd. [JG 1a, 1b; A 4, 2c; L 20, 2c; L 39, 43; N 8, 20 en 38; S 27; monogr.]
I-9
|
24349 |
runderhorzellarve |
madenknook:
moͅiəknøͅyk (P177a Ordingen)
|
worm vdit laatste insect [Goossens 1b (1960)]
III-4-2
|
34022 |
rundvee |
koebeesten:
kø̜̄bīǝstǝ (P177a Ordingen)
|
Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
21025 |
savooiekool |
savooi:
savuiə (P177a Ordingen)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|