26887 |
veenarbeider, turfsteker |
peelwerker:
peelwerker (L288a Ospel),
(mv.)
piǝlwɛ̄rkǝrs (L288a Ospel),
turfgraver:
tø̜̄rfgrāvǝr (L288a Ospel),
turfsteker:
tø̜̄fstē̜kǝr (L288a Ospel)
|
Arbeider die de turf graaft of steekt. [II, 1; monogr.]
II-4
|
26895 |
veenbaas |
onderbaas:
oŋǝrbās (L288a Ospel)
|
De veenbaas meet de hoeveelheid turf en betaalt uit. [II, 7]
II-4
|
26916 |
veenboor |
lepelboor:
lepelboor (L288a Ospel),
peelboor:
piǝlbōǝr (L288a Ospel),
veenboor:
veenboor (L288a Ospel)
|
Een veenboor kan al naar gelang de diepte van het veen 1, 2, 3 of 4 meter zijn. De veenboor bestaat uit een korte steel waaraan een lang, smal blad bevestigd is dat aan de zijkanten is omgebogen zodat er een gootje ontstaat. Men steekt de boor in het veen en draait deze met behulp van een handvat rond. Doordat het gootje naar onderen toe iets nauwer wordt, blijft de inhoud erin. [II, 8b]
II-4
|
26703 |
veengrond, stuk niet ontgonnen hei of woeste grond |
hei:
hei (L288a Ospel),
moer:
mōr (L288a Ospel),
peel:
pęjǝl (L288a Ospel),
wildernis:
wildernis (L288a Ospel)
|
Een stuk grond waarop het mogelijk is een bepaald soort turf te steken. [I, 3; N 27, 4a; N 27,18a; S 39]
II-4
|
27017 |
veenkruiwagen |
klotwagen:
klotwāgǝ (L288a Ospel),
peelwagen:
piǝlwāgǝ (L288a Ospel)
|
Een aan het vervoeren van turf aangepaste kruiwagen. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''kruiwagen''. [II, 70]
II-4
|
26722 |
veenkuil |
boerenkuil:
boerenkuil (L288a Ospel),
klootskuil:
kluǝtskul (L288a Ospel),
peelkuil:
piǝlkul (L288a Ospel),
pīǝlkul (L288a Ospel),
turfkuil:
tø̜̄rfkul (L288a Ospel),
veenput:
veenput (L288a Ospel)
|
De kuil waaruit men de turf haalt. [I, 15] || De veenkuil is de put of holte in het veen waar-uit turf wordt gegraven of gebaggerd. [II, 10; A 21, 19]
II-4
|
26912 |
veenplas |
blaak:
blāk (L288a Ospel),
kwacht:
kwāxt (L288a Ospel),
kwaken:
kwaken (mv.) (L288a Ospel),
leren woep:
lē̜rǝnwup (L288a Ospel)
|
Vergelijk het lemma ''plas of meertje midden in de hei''. [II, 11]
II-4
|
26961 |
veenput |
put:
pøt (L288a Ospel)
|
Zie ook het lemma ''veenkuil''. [II, 42]
II-4
|
24262 |
veer |
veer:
vaer (L288a Ospel, ...
L288a Ospel)
|
veer || veer, pen, pluim
III-4-1
|
21182 |
veerpont |
veer:
veer (L288a Ospel)
|
het vaartuig dat dient om voertuigen, personen enz. over een rivier te voeren [pont, veer, pomp, overzet, overzetter, overlaat, vlot] [N 90 (1982)]
III-3-1
|