18797 |
verstand |
kop:
heet eine kop op (L288a Ospel),
verstand:
verstânt (L288a Ospel)
|
het vermogen goed, helder te denken [verstand, bewijs, bewoud, vernuft] [N 85 (1981)] || verstand
III-1-4
|
19179 |
verstandig |
verstandig:
verstendjig (L288a Ospel),
verstenjdig (L288a Ospel)
|
een goed verstand hebben; zijn verstand goed gebruikend [bezouwig, redelijk, radelijk] [N 85 (1981)] || verstandig
III-1-4
|
17625 |
verstandskies |
baktand:
baktanjd (L288a Ospel)
|
verstandskies (oogtand, baktand) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
33364 |
verstelbare voerluiken |
koedekken:
kǫu̯dɛkǝ (L288a Ospel)
|
Verstelbare luiken, die de voergang afscheiden van de voerbak en de koeienstand, komen vooral in het noorden van Nederlands-Limburg voor. Door de luiken wordt het voer vanuit de voergang in de voerbak gedaan. Waar deze onbekend zijn, zijn vaak benamingen voor een ruif voor koeien vermeld. Deze zijn verzameld in het lemma "ruif voor de koeien" (2.2.19). [N 5 A, 37d; monogr.]
I-6
|
34235 |
verstopte speen |
slechte deem:
slɛxtǝ dēm (L288a Ospel)
|
Speen waaruit wegens verstopping geen melk komt. [N 3A, 67a]
I-11
|
32577 |
verteerde mest |
kort mest:
kǫrt [mest] (L288a Ospel)
|
De termen in dit lemma zijn voor het merendeel van toepassing op mest die lange tijd het onderste of het binnenste deel van de mesthoop heeft gevormd en daardoor goed verteerd is: mest van hoge kwaliteit, die gemakkelijk in kleine delen uiteenvalt. Het onderste uit de mestkuil is vaak zo brokkelig dat het niet met de riek kan worden opgenomen. Deze mest wordt veelal als weidemest gebruikt. Voor sommige termen zie men dan ook het lemma compost. De termen aan het einde van het lemma hebben betrekking op oude, uitgedroogde mest die zijn kwaliteit grotendeels verloren heeft. [N M, 10a; N 11, 27 add.; N 11A, 4a + 4c + 36 + 37; JG 1a + 1b add; div.]
I-1
|
19304 |
vertrouwen |
stokken op:
vgl. Weertlands Wb.2 (pag. 347): stokke, op, op vertrouwen, staat maken. Op dae mins kujje-n-altiêt stokke, op die man kun je altijd rekenen.
daar kun je opstokken (L288a Ospel, ...
L288a Ospel),
trouwen:
trouwe (L288a Ospel)
|
iemand of iets betrouwbaar achten [vertrouwen, trouwen] [N 85 (1981)] || vertrouwen
III-1-4, III-3-1
|
21737 |
vervanger |
remplaant (fr.):
romplesant (L288a Ospel)
|
iemand die in dienst gaat in plaats van een ander [remplaçant] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
26886 |
vervener |
baas:
bās (L288a Ospel)
|
De directeur van een veenmaatschappij. [II, 6]
II-4
|
21167 |
vervoerbewijs |
kaartje:
kaartje (L288a Ospel)
|
het plaatsbewijs voor de bus, trein, tram [kaartje, coupon] [N 90 (1982)]
III-3-1
|