e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L288a plaats=Ospel

Overzicht

Gevonden: 3815
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
draden of randen van peulvruchten liezen: leeze (Ospel) [N Q (1966)] I-7
dragen dragen: dragen (Ospel) dragen [DC 02 (1932)] III-1-2
dragen, gezegd van ijs dragen: et dreugtj (Ospel) dragen gezegd van ijs waarop men kan lopen [lijden, helen, houden] [N 81 (1980)] III-4-4
drager van het baldakijn hemeldrager: hemeldreger (Ospel) Een drager van de troonhemel [himmelsdreëjer]. [N 96C (1989)] III-3-3
drager van het kerkvaandel vaandeldrager: vaanduldreger (Ospel) De drager van het vaandel [vanedreëjer]. [N 96C (1989)] III-3-3
drank drank: Drânkwaage: drinkeboer Verklw. drênkske  drânk (Ospel) drank III-2-3
dreef dreef: dreeft (Ospel) een weg aan met beide zijden een of meer rijen bomen (dreef, dreeft, laan,laning, lei) [N 90 (1982)] III-3-1
drenzen banderen: bêndere (Ospel), meken: maeke (Ospel), niesen: niese (Ospel) drenzen, zeuren || huilend zeuren || op zeurderige toon huilen [knooiachtig, dremmerig] [N 85 (1981)] III-1-4
dressoir lage kast: liege kast (Ospel) Kast zonder opbouw, voor zilver- of glaswerk (dressoir, lage kast, zilverkast) [N 79 (1979)] III-2-1
driehoekige turf kuilekop: kulǝkop (Ospel) In L 288a begint men het turfsteken met het maken van een gat. Bij dit zogenaamde inkuilen worden de eerste turven in driehoeksvorm gestoken. [I, add.] II-4