e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L288a plaats=Ospel

Overzicht

Gevonden: 3815
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
drukte, gedoe bedoening: bedoôning (Ospel), bohei (rh.): behêj (Ospel), drukte: drökdje (Ospel) drukte || ophef, drukte III-1-4
dubbel gezwad dobbel gezwad: dǫbǝl [gezwad] (Ospel) De dubbele reep gras die ontstaat als men eenmaal heen maait, omdraait, en vlak daarnaast weer eenmaal terug over het veld maait, zodat er twee regels gemaaid gras tegen elkaar aan komen liggen. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden tussen vierkante haken het lemma ''gezwad, regel gemaaid gras''. [N 14, 94] I-3
dubbel sierhek poort: port (Ospel) Dubbel sierhek dat toegang geeft tot een boerenhofstee of buitenplaats. [A 25, 5f; L 19B, 6] I-8
duif (alg.) duif: doef (Ospel), en doef (Ospel) duif [GTRP (1980-1995)] || Wat is de gewone dialectbenaming van de duif in het algemeen? [N 93 (1983)] III-3-2
duif, algemeen duif: doef (Ospel) duif III-4-1
duif, overige soorten akkerpit: verwilderde tamme duif  akkerpit (Ospel), postduif: postdoef (Ospel), reisduif: reisdoef (Ospel) postduif || veldduif III-4-1
duiker duiker: duker (Ospel) de waterdoorgang onder een weg (duiker, heul, geul, schoor) [N 90 (1982)] III-3-1
duim duim: doem (Ospel), her: hɛr (Ospel) duim [N 10 (1961)] || Zie kaart. De in het muurgesteente aangebrachte ijzeren haak voor raam- of deurhengsels. Zie ook afb. 56. In en rond L 289 werd de term her gebruikt voor het metalen scharnierstuk dat aan de deurpost was bevestigd. Het scharnierstuk dat aan de deur vastzat en paste in de her werd 'geheng' ('gǝheŋ') genoemd. Zie voor het woordtype 'toren' ook RhWb viii, k. 1481-1482 s.v. 'Turen': ø̄Türangel, der Stift, um den sich die Tür dreht; auch jener in die Wand geschlagene Eisenhakenø̄, en voor het woordtype 'tordel' ook Limburgs Idioticon, pag. 252, s.v. 'teulder', den, ø̄har, lat. cardo. Geh. Maeskant.ø̄ [N 32, 13a; N 54, 81b-81e; monogr.] II-9, III-1-1
duimhengsel geheng: gǝheŋ (Ospel) Hengsel waarvan de veer draait op een in de muur of op het kozijn aangebrachte, oogvormig uitlopende, metalen pin. Zie ook het lemma 'Hengselduim'. [N 54, 80a; monogr.] II-9
duimstok duimstek: dūmstɛk (Ospel), duimstok: dūmstǫk (Ospel) Vouwbare maatstok waarvan de vier delen ieder vijfentwintig cm lang zijn. Aan de uiteinden is elk deel versterkt met metaal. De metalen scharnieren van de duimstok bestaan uit ronde schijven die over elkaar draaien. De twee scharnieren in het midden zijn penvormig. Vroeger was de duimstok verdeeld volgens de duimschaal; tegenwoordig zijn uitvoeringen in gebruik met aan de ene kant een duimschaal en aan de andere kant een metrische schaal. Zie ook afb. 99. [N 53, 184a; monogr.] II-12