e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L288a plaats=Ospel

Overzicht

Gevonden: 3815
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
eigendom dat is van mich: det aes van mich (Ospel), dat is van mijn eigen: det aes van mien eige (Ospel) Noem het (dialect)woord voor: datgene wat je bezit, wat van u is? [eigendom] [N 102 (1998)] III-3-1
eigenwijs eigenwijs: eîgewiês (Ospel) eigenwijs III-1-4
eik eik: eîk (Ospel), -  eik (Ospel), eikenboom: ɛi̯kəboͅu̯m (Ospel), -  eikebaum (Ospel) eik [DC 04 (1936)], [RND] || eik (Quercus robur) [DC 39 (1965)] III-4-3
eikel eikel: eikel (Ospel), ɛi̯kəls (Ospel), -  eikels (Ospel, ... ) eikel || eikels [RND] || eikels zoeken [DC 04 (1936)] III-4-3
einde, wiek molenroede: mø̄lǝrōj (Ospel), roede: rōj (Ospel) Elk van de vier hekwerken die vroeger gemonteerd werden op een dunne balk die aan de twee borsten werden vastgemaakt. Het woordtype roede, eigenlijk de balk waarop het hekken bevestigd wordt, wordt in een groot aantal plaatsen -totum pro parte- ook voor de gehele wiek gebruikt. Zie ook afb. 34 en de toelichting bij het lemma ɛroedeɛ.' [N O, 1g; Sche 28; A 42A, 62; A 42A, 63; monogr.; N O, 6b; N O, 6c] II-3
ekster egerst: aegerst (Ospel, ... ), eiguest (Ospel) ekster || Hoe heet de ekster? [DC 06 (1938)] III-4-1
eksteroog egerstoog: aigerstougen (Ospel) Likdoorn: pijnlijke hoornachtige verharding van de opperhuid met een naar binnengekeerde punt, meestal aan de tenen (eksterenoog, weer, weeroog, likdoorn). [N 84 (1981)] III-1-2
elastiek elastiek: stik (Ospel) Band- of koordvormig stuk gummi. Elastiek komt voor als enkele draad of als gevlochten of geweven band, in verschillende breedten, en het kent vele toepassingen. [N 59, 42; N 62, 61; L 34, 86; MW; monogr.] II-7
elkaar in de staart bijten staartbijten: stɛrtbītǝ (Ospel) Gezegd van de biggen. [N 76, 30] I-12
ellende (lijden) leed: leît (Ospel) leed, ellende III-1-4