e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ospel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hals van de as baan: baan (Ospel) Het gedeelte van de molenas dat op het metalen of hardstenen lager rust of draait. In geval van een houten as werd dit gedeelte vaak versterkt met smalle stroken ijzer, die in de lengterichting van de as werden aangebracht en waaromheen weer metalen banden werden bevestigd om het geheel bijeen te houden. Zie ook afb. 45 en de toelichting bij het lemma ɛlemmersɛ.' [N O, 10i; A 42A, 6] II-3
halssteen baansteen: bānstęjn (Ospel) Het lager van steen of pokhout waarop de hals van de molenas draait. Zie ook afb. 17. [N O, 28a; A 42A, 4] II-3
halster halfter: hɛlftǝr (Ospel) Tuig aan de kop van een os of een stier. [N 3A, 14b; monogr.] I-11
halve maan, eerste kwartier eerste kwartier: ierste keteer (Ospel), manenschijn: maone schien (Ospel), wassende maan: wassendje maon (Ospel) schijngestalte van de maan: eerste kwartier, halve maan [wassende maan, wassenaar] [N 81 (1980)] III-4-4
halve roe grote roe: gruǝtǝ rōj (Ospel), halfroe: halfrōj (Ospel) [H, 63f] II-4
halve steen klezoortje: klɛts˱yrkǝ (Ospel) Een in de breedterichting doormidden geslagen metselsteen of een baksteen van dit formaat die machinaal is vervaardigd. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛdrieklezoorɛ.' [N 31, 19a; monogr.] II-8
halve zondag halve zondag: halve zondjig (Ospel) Een "halve zondag", een feestdag zonder mis, bijvoorbeeld Koninginnedag (planken zondag). [N 96C (1989)] III-3-3
ham, hesp hesp: he(e)sp (Ospel), Di-j hésp hingtj nog te ruîke inne schouw  hésp (Ospel), hespenschink: hespeschînk (Ospel), hespensvlees: heespesvleîs (Ospel) ham III-2-3
hand hand: hanjd (Ospel) hand [DC 01 (1931)] III-1-1
handeling gang: eige geng gaon (Ospel) een op zichzelf staande, niet werktuigelijke verrichting, een handeling [gangen, gang, daad] [N 85 (1981)] III-1-4