32664 |
hefhout, hulpstaart |
ploegsleep:
plōxslęi̯p (L288a Ospel)
|
De houten steel die men gebruikte om de ploeg op te tillen, werd gestoken tussen de knecht en de ploegboom of door een metalen beugel bij het snijpunt van ploegboom en ploegstaart. In sommige gevallen was deze steel blijvend met de ploeg verbonden d.m.v. een strak gespannen touw tussen die steel en de ploegstaart. Op deze wijze ontstond er een tweede staart. De ploeg kon nu met beide handen bediend worden en was beter bestuurbaar. In andere gevallen was er geen vaste, met de ploeg verbonden hulpstaart, maar werd de ploegstok daarvoor aangewend. Blijkens de verstrekte gegevens was dit het geval in: K 278, 314, 353, L 163, 163a, 215, 244c, 268, 270, 286, 295, 312, 314, 321, 322, 324, 328, 364, 374, 416, P 175, 176, Q 20, 97, 111, 111x, 162 en 204a. Voor de benamingen van deze steel in de vermelde plaatsen zie men het lemma ploegstok. [N 11, 36]
I-1
|
19447 |
heg, haag |
heg:
hek (L288a Ospel)
|
Omheining bestaande uit geschoren kreupelhout of struikgewas (heg, haag, hoftuin) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
24168 |
heggenmus |
blauwververtje:
blauwvèrverke (L288a Ospel),
blawvêrverke (L288a Ospel),
hoffluiter:
ook: tuinfluiter
hoeëffluiter (L288a Ospel),
ruimertje:
rieëmerke (L288a Ospel)
|
heggemus
III-4-1
|
26739 |
hei maaien |
hei maaien:
hē̜j mɛ̄jǝ (L288a Ospel)
|
Het heide maaien had in de vroege landbouweconomie van de zanddorpen van de Peel een belangrijke betekenis in verband met bemesting. Heizoden worden soms ook opgestookt. [I, 25]
II-4
|
19539 |
heibezem |
heibezem:
heibesem (L288a Ospel)
|
bezem gemaakt van heitakjes (heiwasser, heibezem) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
26730 |
heidegrond of heide |
hei:
hē̜j (L288a Ospel)
|
Van de heide worden plaggen of zoden gestoken die ook als brandstof gebruikt kunnen worden. [II, 123]
II-4
|
26756 |
heigaffel |
heigaffel:
hē̜jgafǝl (L288a Ospel)
|
Soort riek om de heiplaggen op de kar te laden. [I, add.]
II-4
|
23395 |
heilig hartbeeld |
heilig hartbeeld:
heilig hertbeeldj (L288a Ospel),
heilig hertbieljd (L288a Ospel)
|
Een beeld van Jezus die zijn hart toont (H.Hart). [N 96A (1989)] || H.Hartbeeld. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23741 |
heilig hartlampje |
godslampje:
godslempke (L288a Ospel)
|
Het altijd brandend electrisch devotielichtje bij het H.Hartbeeld [H.Hartlemp-ke?. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23881 |
heiligdomsvaart |
heiligdomsvaart:
heiligdomsvaart (L288a Ospel)
|
Een heiligdomsvaart [hilliechdómsvaat]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|