e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ospel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hengselduim sleep: (mv)  slęj.pǝ (Ospel) Het gedeelte van een duimhengsel, dat op het kozijn of in de muur wordt bevestigd. Het bestaat uit een metalen pin, waarbij aan een uiteinde een oog is aangebracht. Veer en duim worden met behulp van een stift draaibaar aan elkaar vastgemaakt. [N 54, 80c; monogr.] II-9
hengst hengst: heŋst (Ospel) Ongesneden mannelijk paard. [JG 1a, 1b; A 4, 2b; L 20, 2b; L 39, 42; L A1, 166; S 27; Wi 8; monogr.] I-9
herdersschopje vork: vrø̜k (Ospel) Schop, stok of staf waarmee de herder zand of steentjes naar de schapen werpt om ze in het gelid te houden. [N 18, 11; N 78, 10a; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
herderstasje mager mannetje: maagermen’kes (Ospel) herderstasje III-4-3
herenfiets mansluifiets: manslu-j fiets (Ospel) Hoe noemt u in uw dialect: een rijwiel waar mannen op rijden [N 99 (1991)] III-3-1
herfst, najaar herfst: herfst (Ospel) herfst (bamis(tijd), natijd, uitgang) [DC 39 (1965)] III-4-4
herfstsering kermisbloem: kêrmesbloom (Ospel) floks III-2-1
herik herik: haerik (Ospel), hęi̯rǝk (Ospel), -  heiruk (Ospel), hering: hęi̯reŋ (Ospel), -  heiring (Ospel) herik || herik (Sinapis arvensis L.) [DC 43 (1968)] || herik (Sinapis arvensis) [DC 17 (1949)] || Sinapis arvensis L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland en in open bermen met goudgele bijeenstaande bloempjes en zaden in de vorm van zeer dunne opstaande boontjes. Het bloeit van mei tot september. De lengte varieert van 30 tot 80 cm. Het is ook bekend onder de oude naam krodde of wilde mosterd. Dit onkruid wordt vaak verward met knopherik (Raphanus raphanistrum L.), waar het sterk op lijkt. Knopherik komt meer voor op zandige akkers en bermen, terwijl de zaden groter zijn evenals de bloempjes, waarvan de kleur kan variëren van wit tot donkergeel en paars. Het bloeit van juli tot augustus en wordt 20 tot 60 cm hoog. Bij de opgaven wordt door een aantal informanten op dit verschil gewezen. Melm is droge akkergrond. Zie Goossens 1964; 1970 en 1988, 95-108. [N C, 2; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 17, 12; A 43, 12; monogr.] I-5, III-4-3
herkauwen neringen: nēreŋǝn (Ospel) Het eerst niet of nauwelijks gekauwde, in de voormaag gedeeltelijk verteerde voedsel opnieuw verwerken. Zie afbeelding 7. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 4, 13; L 14, 26; L 14, 88; L 20, 13; S 13; monogr.] I-11
hermelijn fluwijn: flewiên (Ospel), wezel: wezel (Ospel) hermelijn [DC 07 (1939)] || hermelijn, wezel III-4-2