e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ospel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
klonteren klonteren: geklontertj (Ospel) klonteren; Hoe noemt U: Tot klonters koken, gezegd van b.v. pap (koeken, klonteren) [N 80 (1980)] III-2-3
klopper, garde klopper: klopper (Ospel) Keukeninstrument voor b.v. het kloppen van room of eieren bestaande uit een aantal lusvormige draden die in een handgreep samenkomen (klopper, garde) [N 79 (1979)] III-2-1
kluit aarde klont: klonjtj (Ospel) [N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.] I-8
kluizenaarswoning kluis: kloes (Ospel) De woning van zon kluizenaar [kloes]. [N 96D (1989)] III-3-3
knabbelen knauwelen: knawwele (Ospel), knoûwele (Ospel) kauwen, knagen, knabbelen III-2-3
knap meisje aardig maagdje: aarig maechtje (Ospel) mooi meisje III-1-4
knellen nijpen: niepen (Ospel) Knellen: stijf drukken zodat daardoor een striem ontstaat (knellen, knijpen, duwen, wringen, klemmen). [N 84 (1981)] III-1-2
kneu heiknuiter: heiknuiter (Ospel), heimourik: heimourik (Ospel), heivink: hejvînk (Ospel), knuiter: knuiter (Ospel, ... ) Hoe heet de kneu? [DC 06 (1938)] || kneu III-4-1
knie knie: kneij (Ospel), knɛ.i (Ospel) knie [DC 01 (1931)], [RND] III-1-1
knieband voor een stier of kalf kniezelen: knejzē̜lǝ (Ospel) IJzeren, soms houten beugel of ring aangebracht ter hoogte van de knie, meestal met een touw om de horens. Deze knieband wordt bevestigd om de koeien los te kunnen laten lopen en tevens ze in bedwang te kunnen houden. [N 3A, 14c; monogr.] I-11