e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ospel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
krabben krassen: krassen (Ospel), schuren: schoren (Ospel) krabben: schuren, krabben tegen jeuk [schobbe] [N 10 (1961)] III-1-2
kracht verliezen door de zon, gezegd van turf krimpen: krempǝ (Ospel) [I, 85] II-4
kramsvogel dubbele lijster: döbbele liêster (Ospel) kramsvogel III-4-1
kransen krans (zn.): krans (Ospel) Een krans van dennegroen maken voor een priesterfeest [krensen]. [N 96D (1989)] III-3-3
krassen krassen: krassen (Ospel) het geluid geven van een scherp voorwerp dat over een hard oppervlak schraapt [skratsen, krassen, kratsen] [N 91 (1982)] III-4-4
kreeft kreeft: krieëft (Ospel) kreeft III-2-3
krekel krekel: krekel (Ospel) krekel [DC 07 (1939)] III-4-2
krentenbol brioche (fr.): Fr. brioche Verklw. briejöske, briejosje  briejosj’ (Ospel) krentebroodje met suiker geglazuurd III-2-3
kreupel kreupel: kreupel (Ospel) Kreupel - Kent men in uw dialect het volgende woord in dezelfde of een min of meer afwijkende vorm, zoals b.v. krepel naast kreupel. [DC 17 (1949)] III-1-2
kreupelhout slaghout: slaaghout (Ospel) Laag houtgewas met dooreengegroeide stammen en takken (onderhout). [N 82 (1981)] III-4-3