24543 |
melde |
schietmelde:
scheetmîltj (L288a Ospel)
|
melde
III-4-3
|
34237 |
melk |
melk:
mɛlk (L288a Ospel),
mɛlǝk (L288a Ospel)
|
De hoofdzakelijk uit water, eiwit, vet en melksuiker bestaande witte vloeistof die door het vrouwelijk rund wordt afgescheiden. Op de kaart is het woordtype melk niet opgenomen. [A3, 3; A 11, 1c; A 17, 17; A 7, 14; RND 40; RND 127; S 23; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 4, 3; L 29, 5; NE 3, V 6n; Vld.; Gwn 10, 1; monogr.]
I-11
|
34241 |
melk zeven |
zijen:
zei̯ǝ (L288a Ospel)
|
De melk door een doek, zeef of filter laten vloeien om de melk te zuiveren van onbruikbare of verontreinigende stoffen of bestanddelen. [S 46; Wi 30; monogr.; add. uit N 12, L 324]
I-11
|
21288 |
melkboer |
melkboer:
maeləgbo:r (L288a Ospel)
|
melkboer [RND]
III-3-1
|
19514 |
melkkannetje |
melkpotje:
melkpōtje (L288a Ospel)
|
melkkannetje waaruit men aan tafel melk schenkt [N 20 (zj)]
III-2-1
|
34568 |
melkkar |
melkkar:
mɛlǝkkɛr (L288a Ospel
[(gewone hoogkar met bredere zijschotten of bodem en langs wielen lage schotten)]
)
|
Kar om melkbussen van meerdere boeren van en naar de fabriek te brengen. Het was meestal een lange kar met een groot bodemoppervlak en lage zij-, voor- en achterplanken. [N 17, 15; N G 51; monogr.]
I-13
|
34129 |
melkkoe |
echte melkkoe:
ɛxtǝ mɛlkǫu̯ (L288a Ospel)
|
Koe die geschikt is voor melkproductie. [N 3A, 148]
I-11
|
34227 |
melkstoeltje |
melkstoel:
mɛlkstōl (L288a Ospel)
|
Houten krukje met drie of vier poten waarop men zit bij het melken van de koeien. Zie afbeelding 10. [A 9, 13; A 42, 18a; JG 1d; monogr.]
I-11
|
19930 |
melkzeef |
zijschotel:
zei̯sxuǝtǝl (L288a Ospel)
|
Voorwerp waarmee men melk zeeft. Het is een soort vergiet met als bodem een doek. De melk wordt uit de melkemmer via deze melkzeef in de melkbus gegoten. Hierdoor blijven grove verontreinigingen achter. Zie afbeelding 11. [A 18, 11a; L 48, 35.Ia; Lu 2, 35.Ia; Gwn 8, 6; JG 1d; monogr.]
I-11
|