e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ospel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
neet, luizenei neet: neet (Ospel) neet, luizenei [N 26 (1964)] III-4-2
negenoog negenoog: neugenoug (Ospel) Negenoog: kwaadaardige steenpuist omgeven door andere steenpuisten die ineen vloeien (negenoog, negenoger, kwader). [N 84 (1981)] III-1-2
neger zwarte, een -: zwarte (Ospel) neger [N 102 (1998)] III-3-1
nek nek: nek (Ospel) nek [DC 01 (1931)] III-1-1
nerf van de weide ris: res (Ospel) Begroeide bovenlaag van wei- of hooiland; grasmat, graslaag. Zie ook de lemma''s ''nerf van de akker'' en ''groes'', ''met gras begroeide grond'' in de aflevering over de Landerijen. Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) ''gras'' het lemma ''gras''. [N 14, 51; N 18, 12 add.; monogr.] I-3
nerf van een blad nerf: nerf (Ospel), ± WLD  nerref (Ospel) De aders van een blad die als ribben zichtbaar zijn en uitgaan van de steel (nerf, rib). [N 82 (1981)] III-4-3
nest nest: nest (Ospel) nest III-4-1
nest, hoeveelheid jongen klocht: klocht (Ospel) Hoe noemt u de hoeveelheid jongen die een dier in één keer heeft (nest) [N 83 (1981)] III-4-2
nestelen timmeren: tummere (Ospel), tummeren (Ospel) een nestje maken, gezegd van vogels (timmeren, vuren, bouwen) [N 83 (1981)] || nest bouwen III-4-1
nestkastje mussenkouwtje: môssekuutje (Ospel) vogelkastje: Hoe noemt u in uw dialect een kastje voor vogels om in te nestelen dat men aan het huis of een boom hangt? [N 100 (1997)] III-4-1