e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ospel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nestverlater uitvliegen: oetvlege (Ospel), vlug: vlögk (Ospel, ... ) op het punt staan om het nest te verlaten, gezegd van jonge volgels (vlug) [N 83 (1981)] || vogeltje || vogeltje, vlug III-4-1
neteldoek neteldoek: nētǝldōk (Ospel) Oorspronkelijk uit netelgaren, later van licht katoen of mousseline vervaardigd los weefsel in effen binding (Van Dale, pag. 1812). De woordtypen zaandoek, kaasdoek en biestdoek duiden erop dat neteldoek ook gebruikt wordt om melk door te zeven, terwijl berendoek wijst op het feit dat neteldoek dienst kan doen als persdoek bij de bereiding van bessensap. Neteldoek wordt ook gebruikt om kwark te maken. [N 62, 83; N 62,82; N 62, 98; MW; Wi 11; monogr.] II-7
netmaag netmaag: nɛtmāx (Ospel) De tweede maag van de koe, de langwerpige maag. [N 28, 81; A 9, 11b] I-11
neus neus: naas (Ospel) neus [DC 01 (1931)] III-1-1
neusgaten neusgaten: naasgaten (Ospel) neus: neusgaten [N 10 (1961)] III-1-1
neusklem ring: reŋ (Ospel) Klem in de neus van een stier. [N 3A, 14d] I-11
neusvleugel neusvleugel: naasvleugel (Ospel) neusvleugel [DC 01 (1931)] III-1-1
nicht nicht: neicht (Ospel), neen  neicht (Ospel) nicht || nicht; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van nichten (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achternichten?) [DC 05 (1937)] III-2-2
nier nier: neer (Ospel) nier [N 10 (1961)] III-1-1
niet behouden verlopen: vǝrlǫu̯pǝ (Ospel) Niet bevrucht. De koe wordt drie weken na de dekking weer tochtig. [N 3A, 32b] I-11