e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ospel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ontginnen in (de) winning brengen: en dǝr weneŋ breŋǝn (Ospel), omdoen: ømdōn (Ospel) Het in cultuur brengen van woeste grond. [N 27, 5; N 11a, 112; monogr.] I-8
ontginningsploeg heiploeg: hęi̯[ploeg] (Ospel) De ploeg die men gebruikt voor het in cultuur brengen van woeste grond, zoals bos, heide, enz. Het ontginningswerk werd verricht met de ploeg in L 159a, 320a, 360, P 48, 51, 107a, 108, 175, 178, 222, Q 11, 28, 77, 94b, 162, 156, 170. Blijkbaar was dat geen aparte, maar de gewone, vanouds "ploeg" geheten, enkele ploeg, die men op dit werk kon inrichten. Voor het in cultuur brengen van bos- en heidegrond gebruikte men: de brabander in L 290a, 321a, P 44, 48, 49, Q 39 of brabantse ploeg in L 331; in L 248 een zware brabantse ploeg (vroeger) en de Melotteploeg (later); de enkele ploeg in Q 7, 80; de aanschietploeg in Q 80; de dobbele ploeg in Q 80; de franse ploeg in Q 79a, 80; de wentelploeg in K 358, L 372a; een (oude) Sack''s of Sack''s(e)ploeg in L 163, 165 of Sack''sische ploeg in L 246 en in Q 22 de tweevoorder. Aan het ontginningswerk kwam in Q 14 de cultivator te pas, in Q 22 en 247 de extirpator, in P 45 de rus en in Q 180 de frees. [N 11, 30 + 32c add.; N 11A, 81; N 27, 15] I-1
ontzien ontzien: ontzeen (Ospel) iemand zoveel mogelijk sparen [ontzien, vreeuwen, vieren] [N 85 (1981)] III-1-4
onvast ter been (zijn) zwak: zwaak (Ospel) lopen: onvast ter been [sporrig] [N 10 (1961)] III-1-2
onvruchtbaar vrouwelijk varken kween: kweŋ (Ospel) Door organische afwijkingen onvruchtbaar vrouwelijk varken. [N 76, 10; JG 1c, 2c] I-12
onvruchtbare grond magere: magere (Ospel), zandige duivel: žɛndegǝ dȳvǝl (Ospel) Grond van slechte kwaliteit. De oorzaak kan verschillend zijn. Het gevolg is echter een slecht landbouwproduct. [N 27, 31; N 27, 29; N 11, 2d; N 11, 2f; A 10, 4; N 6, 33a; Vld.; monogr.] I-8
onvruchtbare koe brul: brøl (Ospel), guste koe: gøstǝ kǫu̯ (Ospel), kween: kweŋ (Ospel) In dit lemma duiden de benamingen niet alleen op een koe die bij de dekking niet is bevrucht maar ook op een rund dat halfslachtig ter wereld is gekomen dat wil zeggen half stier en half koe is. Ook tweeling-runderen zijn vaker onvruchtbaar. [N 3A, 102; N 3A, 103; N 3A, 150h; N 3A, 150i; JG 1a, 1b; A 4, 14; L 20, 14; monogr; add. uit N C] I-11
onweersbui donderschoer: donderschoor (Ospel), ⁄n dônderschoôr (Ospel), schoer: schoôr (Ospel) donderbui, onweersbui || onweersbui met veel regen en wind [schoer, donderschoer] [N 22 (1963)] III-4-4
onweerx onweer: onwaír (Ospel), (meervoud: ónwaere; verkleinwoord: ónwaerke).  onwaer (Ospel) onweer [N 22 (1963)] III-4-4
onwel niet goed: neet good (Ospel), ziek: zich zeek eite (Ospel) Ongans - Kent U het woord ongans misschien alleen in de uitdr. zich ongans eten, waar het dus betekent: onpasselijk, misselijk? Hoe zegt men dit precies? [DC 32 (1960)] || Onwel: zich niet gezond voelend (erg, onwel, onlustig, niet prut, kadies, dings). [N 84 (1981)] III-1-2