e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ospel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
op kraambezoek gaan met de eierschoot gaan: Als iemand een kindje had gekregen, kwamen de vrouwen uit de buurt en van de familie op kraamvisite. ze brachte dan allemaal wat mee  met d’n ei-jerschoeët gaon (Ospel), met de kromme arm gaan: met de krómmen êrrem gaon (Ospel), te lommerte gaan: te lommerte gaon (Ospel) op kraamvisite gaan || op kraamvisite met eten III-2-2
op rijen zetten rollen: rǫlǝ (Ospel), scharren: sxęrǝ (Ospel) Het uitgespreide gras dat de eerste droging heeft ondergaan bijeenwerken tot rijen of langwerpige heuveltjes. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi of gras. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de rij, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van (...) verwezen naar de woordtypen van het lemma ''rij, wiers''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''rij, wiers''. Achter in het lemma staan dan de werkwoorden bijeen die geen formeel verband met de benamingen voor de rij hebben. De kaart bevat de denominatieven van de heteroniemen voor rij, wiers en de werkwoordelijke uitdrukkingen met die heteroniemen, ook geordend zoals in het lemma ''rij, wiers''. [N 14, 100; JG 1b, 1c, 2c; A 10, 18; L 38, 36; monogr.] I-3
op ruiters zetten, ruiteren ruiteren: rø̜i̯tǝrǝ (Ospel) Het bijeenzetten van het gedroogde hooi op houten stellages, doorgaans ruiters of bokken genoemd (zie het lemma ''hooiruiter''), zodat het zonder in contact met de bodem te staan, verder kan drogen, voordat het van het veld naar de boerderij wordt gebracht. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de hooiruiter, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van ø...ŋ verwezen naar de woordtypen van het lemma ''hooiruiter''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''hooiruiter''.' [N 14, 113b; JG 1b add.] I-3
op slag zetten in slag zetten: en slax zetǝ (Ospel), slaan van de turf: slǭn van dǝ tø̜rǝf (Ospel) Het verzamelen van de turf in slagen. [II, 78b, II, 79d] II-4
op zand uitlopen, gezegd van veengrond heihorst: hęjhōrst (Ospel), op de zand zitten: op dǝ zanjtj zetǝ (Ospel), uit zijn van de peel: (men zegt) dǝ pīǝl es ȳt (Ospel) Wanneer de veenlagen geleidelijk dunner worden, kan het veen op zand uitlopen. [I, 18] II-4
opbergen opbergen: opberrige (Ospel) opbergen [DC 38 (1964)] III-1-2
opborrelen van het grondwater opkoken: opkōkǝ (Ospel) Grondwater kan op een gegeven moment bulten vormen in de put. [I, 46a] II-4
opbreken van baggerturf baggerd opdoen: bagǝrt opdōn (Ospel), opbreken: opbrē̜kǝ (Ospel), uitbreken: ūtbrē̜kǝ (Ospel) Als de snijvlakken ingedroogd zijn, worden de turfblokken om de andere rij opgenomen en neergezet op de rijen blokken die zijn blijven staan. Al naar gelang het weer meer of minder droog is geweest, geschiedt dit opbreken zo''n 14 tot 21 dagen na het spreiden van de veensprei. [I, 109a] II-4
opbreken van het slag opbreken: opbrē̜kǝ (Ospel), uit het slag opdoen: yt ǝt slax opdōn (Ospel) Twee rijen turven uit het slag wegnemen en deze op de ligger leggen van het bed ernaast. Men neemt dan nog twee rijen en die legt men op hetzelfde bed als waaruit ze genomen zijn. In de ontstane opening wordt een ring opgebouwd. [II, 80a] II-4
opeenschuiven schuiven: schuven (Ospel) stroppen: Op elkaar schuiven (stroppen). [N 84 (1981)] III-1-2