e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ospel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
paarse dovenetel paarse doofnetel: pārsǝ dǫu̯fnētǝl (Ospel) Lamium purpureum L. De dovenetelsoort (zie het lemma Dovenetel, Algemeen) met lichtpaarse bloemen. Deze soort komt zeer algemeen voor op bouwland, in moestuinen en wegbermen en wordt 10 tot 30 cm hoog. De plant bloeit van maart tot oktober. Als de opgave identiek is aan die van het lemma Dovenetel, Algemeen, dan is deze hier niet nog eens opgenomen. Dit lemma kan alleen gelezen worden als aanvulling op het lemma Dovenetel, Algemeen. [A 13, 12b; A 60A, 75; monogr.] I-5
paasbiecht paasbiecht: paosbeegt (Ospel) De Paasbiecht. [N 96D (1989)] III-3-3
paaseieren zoeken paaseitjes zoeken: paeseikus zeuke (Ospel) Het gebruik om paaseieren te zoeken/rapen op Paaszaterdag, wanneer de uit Rome teruggekeerde klokken geluid hebben. [N 96C (1989)] III-3-2
paaskaars paaskaars: paoskers (Ospel) De op Paaszaterdag gewijde kaars, de Paaskaars [oeësterkeëts, poaësjkeëts]. [N 96C (1989)] III-3-3
paaszaterdag paaszaterdag: paoszaoterdug (Ospel) Goede Zaterdag, Paaszaterdag [Kaarzamstiech]. [N 96C (1989)] III-3-3
pachten van turfvelden pachten: pɛxtǝ (Ospel) [II, 116] II-4
pad zwelpad: zwelpet (Ospel, ... ) pad [DC 07 (1939)] III-4-2
pad, paadje pad, paadje: paidje (Ospel) een weggetje gemaakt door de voetstappen van mensen of dieren (zandbaan, pad, weg, weggel, wegeling) [N 90 (1982)] III-3-1
paddestoel (alg.) paddenkaas: peddekiës (Ospel), paddestoel: padəstô.l (Ospel, ... ) paddestoel [RND] III-4-3
pak slaag slaag: sleeg (Ospel), sleeg gaiven (Ospel) Pak slaag (tek, travans, streep, smeer, batter, roefel, kiffel, pek). [N 84 (1981)] || pak slaag geven (batteren, foeksen, foempen, juinen, kletsen, naaien, peren, rossen, smeren, vegen). [N 84 (1981)] III-1-2