e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ospel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pijpensteel pijpenroertje: uitsluitend verklw.  piêpe-reurke (Ospel) voorstuk van pijp III-2-3
pijpenstrootje bunt: beentj (Ospel), smele: om pijpen schoon te maken  smeeliej (Ospel) buntgras III-4-3
pijperd losse pijperd: losǝ pīpǝrt (Ospel), pijperd: pipǝrt (Ospel) Turf die onder de zwarte zit, waarschijnlijk ontstaan uit moerasplanten met veel berke- en rietpijpjes erin. [II, 16i] || Turfsoort van het zwartveen. Zie ook het lemma ''haverstro of pijperd''. [II, 52c] II-4
pijpeveger pijpeveger: pīpǝvē̜gǝr (Ospel), smelen: smēljǝ (Ospel) De lange, dunne grashalm van het buntgras doet uitstekend dienst als pijpeveger. [II, 125] II-4
pikbinder zelfbinder: zɛlǝf˱bendǝr (Ospel) Machine die niet alleen maait, maar het koren ook tot schoven samenbindt. Zie afbeelding 6. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [machine] zie het lemma ''maaimachine'' (3.2.18) in aflevering I.3. Kaart 36 is een woordkaart gebaseerd op het materiaal uit dit lemma; kaart 37 is een betekeniskaart, gebaseerd op het materiaal uit dit lemma èn het lemma ''graanmaaimachine'' (4.5.2) en toont waar men met de termen zicht- en pikmachine ofwel de enkelvoudige maaimachine ofwel de combinatiemachine, pikbinder, aanduidt.' [N J, 4a; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
pilaar pilaar: pullair (Ospel) Een pilaar, de pilaren [pielder(s), pilèèr(e)?]. [N 96A (1989)] III-3-3
pimpelmees blauwmees: blawmees (Ospel) pimpelmees III-4-1
pinksterbloem lievevrouwebeertje: leevevrouwebieërke (Ospel), pinksterbloem: peŋkstǝrblōm (Ospel), -  pinksterbloom (Ospel) Cardamine pratensis L. Een algemeen voorkomend, veldkersachtig plantje in graslanden, bermen en aan waterkanten met witte tot vaag lilagekleurde kruisbloempjes in trossen op een hol stengeltje en dun blad dicht bij de grond. Het bloeit van april tot juni en varieert in hoogte van 15 tot 50 cm. Niet te verwarren met de (echte) koekoeksbloem (Lychnis flos-cuculi L.; zie het lemma Echte Koekoeksbloem), die op dezelfde plaatsen groeit, maar roze-rode bloempjes heeft met gespleten kroonbladeren. Kroenekraan is de plaastelijke benaming van de kraanvogel. [N 37, 16f; A 17, 3; A 49B, 3; monogr.] || pinksterbloem [DC 17 (1949)] I-5, III-4-3
pinksteren pinksteren: pinkstere (Ospel) Pinksteren, de vijftigste dag na Pasen [Sinksen, Pinkste]. [N 96C (1989)] III-3-3
pioen kerkroos: kêrkroeës (Ospel, ... ), pioenroos: -  pioenroes (Ospel), ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  pioenroes (Ospel) [DC 17 (1949)]Pioen (Paeonia officinalis L.) [DC 17 (1949)] I-7, III-2-1