33901 |
rotstraal |
rotstraal:
rǫtstrǭl (L288a Ospel)
|
Ziekte bestaande in een rotting van de hoornstraal van de hoef, vooral tengevolge van het onhygiënische omstandigheden op stal zoals het langdurig staan in vochtige mest en urine, waardoor de hoeven verweken. Uit de straalgroeve loopt een wit, stinkend vocht. Als de straallederhuid eveneens wordt aangetast, kan kreupelheid optreden. Zie ook het lemma ''straalkanker'' (7.31). Zie afbeelding 15.' [A 48A, 18; N 8, 90l; N 52, 32c; monogr.]
I-9
|
20896 |
rotten |
verschrompelen:
verschrompele (L288a Ospel)
|
Rotten en verschrompelen van appels (slijten, uitdrogen, verrompelen, rotte, verfronselen, verslijten, verrimpelen). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
33583 |
rotten, van fruit |
verschrompelen:
verschrompele (L288a Ospel),
verschrumpelen:
verschrûmpele (L288a Ospel),
± WLD
verschrumpele (L288a Ospel)
|
Rotten en verschrompelen van appels (slijten, uitdrogen, verrompelen, rotte, verfronselen, verslijten, verrimpelen). [N 82 (1981)] || verschrompelen
I-7
|
20426 |
rouwband |
rouwband:
roûbântj (L288a Ospel),
roûwbânt (L288a Ospel)
|
rouwband
III-2-2
|
20421 |
rouwbrief |
doodsbrief:
doeëtsbreef (L288a Ospel)
|
rouwbrief, doodsbericht
III-2-2
|
21330 |
royaal |
royaal (<fr.):
rojaal (L288a Ospel),
rŏĕaal (L288a Ospel)
|
ribbel (= gul, gezegd van een mens Kent u dit woord in de betekenis die er achter staat? [DC 26 (1954)] || royaal [DC 02 (1932)]
III-3-1
|
24524 |
rozenbottel |
hanenkul:
mv.
haankölle (L288a Ospel),
papenkul:
paapekölle mv. (L288a Ospel)
|
rozebottels || rozenbottel
III-4-3
|
23730 |
rozenkransmaand |
rozenkransmaand:
roeezekransmaondj (L288a Ospel)
|
De Rozenkransmaand (d.w.z. oktober). [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17767 |
rug |
rug:
rūk (L288a Ospel)
|
rug [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
32882 |
rug van het blad van de zeis |
rug:
røk (L288a Ospel)
|
De opstaande stevige rand aan de buitenzijde van het blad van de zeis. Zie afbeelding 5, nummer 5. [N 18, 68e; JG 1a, 1b]
I-3
|