e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ospel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schuier klederborstel: kleijerbeurstel (Ospel), kleͅi̯ərbø&#x0304rstəl (Ospel) borstel; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || stofborstel om stof uit kleren, stoelbekleding, gordijnen, enz. te verwijderen [DC 15 (1947)] III-2-1
schuifgrendel schoude: sxǭj (Ospel), schuif: sxȳf (Ospel) Toestel waarmee deuren, luiken, etc. gesloten kunnen worden. Het bestaat uit een ronde, volgens de invuller uit Q 193 platte, metalen staaf die schuivend onder haken op een plaat is bevestigd. De schuifgrendel dient om een raam of deur in gesloten toestand vast te zetten. Zie afb. 64. Vgl. ook het lemma 'Krukschuifje'. Zie voor het woordtype 'schoude' ook RhWb (vii), kol. 886, s.v. 'Schalte': ø̄eisener Riegel zum Schieben, durch eine Schlaufe gehend, bei Holztoren, Garten-, Stalltüren, am Fensterladen.ø̄ [N 54, 94a; N 54, 96; L 6, 50; monogr.] II-9
schuifje van de biechtstoel deurtje: deurke (Ospel), venstertje: vinsterke (Ospel) Het afsluitbare traliewerk, de schuif in de biechtstoel. [N 96A (1989)] III-3-3
schuilhut keetje: kiǝtjǝ (Ospel), schuilhut: šūlhøt (Ospel) Om te kunnen schuilen bij een regen- of onweersbui bouwt men een improvisorische schuilhut, soms van droge turven of plaggen gemaakt. [I, 22] II-4
schuimen schuimen: schuumtj (Ospel) schuim opwerpen, dragen of geven [bedomen, schuimen] [N 91 (1982)] III-4-4
schuimspaan schuimspaan: schuumspaon (Ospel), sxy(3)̄mspōͅn (Ospel) schuimspaan || schuimspaan, schuimlepel [N 20 (zj)] III-2-1
schuren schuren: sxō.rǝ (Ospel) Het oppervlak van bijvoorbeeld hout met behulp van schuurpapier glad maken. [N 53, 155a; monogr.] II-12
schurft schurft: sxørft (Ospel) Een zeer hardnekkige, heftig jeukende huidaandoening, die kan leiden tot sterke vermagering en zelfs tot totale uitputting van de aangetaste dieren. Schurft wordt veroorzaakt door verschillende soorten mijten, voor ieder dier weer verschillend. Zie ook het lemma ''schurft'' in wbd I.3, blz. 479-481. [N 3A, 89; N 52, 13; A 48A, 26; monogr.] I-11
schurftmijt schurft: schurft (Ospel) mijt die schurft veroorzaakt door gangetjes te graven in de huid van mens en dier [N 26 (1964)] III-4-2
schurk, smeerlap schobberd: schobbert (Ospel) een persoon die allerlei streken uithaalt met kwade bedoelingen [prul, smeerlap, rakker, deugniet, beest, schobberd, schavuit] [N 85 (1981)] III-1-4