33526 |
siererwt |
siererwten:
sierert (L288a Ospel)
|
lathyrus
I-7
|
19385 |
sierkleedje, antimakassar |
kleedje:
klaitje (L288a Ospel)
|
Gehaakt kleedje of lapje over de rugleuning van stoel of canapé (lapje, kleedje) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
20879 |
sigaar |
sigaar:
Verklw. segaerke ¯n Segaarebéntje: sigarenbandje
segaar (L288a Ospel)
|
sigaar
III-2-3
|
20569 |
sigarenpijpje |
roortje:
Uitsluitend verklw.
reurke (L288a Ospel),
spitsje:
spitske (L288a Ospel)
|
buisje van tabakspijp, sigarenpijpje || sigaarhouder; Hoe noemt U: Pijpje waarin men een gedeeltelijk opgerookte sigaar steekt om hem helemaal op te kunnen roken (spit) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20880 |
sigaret |
sigaret:
Verklw. segrétje
segrét (L288a Ospel)
|
sigaret
III-2-3
|
17752 |
sik |
sik:
siek (L288a Ospel)
|
sik (onder aan de kin of aan de onderlip?) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
28694 |
sikkel |
zichel:
zexǝl (L288a Ospel),
zēxǝl (L288a Ospel)
|
Werktuig in de vorm van een halve cirkel met een korte steel dat gebruikt wordt om gras en soms ook wel graan te maaien. In Noord Ned. Limburg is herhaaldelijk opgemerkt: "zelden in handen van boeren ... het is een typisch vrouwengereedschap" (L 270). [N 11, 88; N 18, 79; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 28 en 28a; A 14, 7 en 11; A 23, 16.2; L 20, 28; L 42, 46; L 45, 11; Lu 1, 16.2; NE 2, 1; Wi 51; monogr.; add. uit N Q, 11c]
I-5
|
23399 |
sint-annabeeld |
maria met kindje jezus:
maria met kindje jezus (L288a Ospel)
|
De beeldengroep gevormd door St. Anna met haar dochter Maria en haar kleinkind Jezus [St. Anna te drieën, St. Anna-trits?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23830 |
sint-antoniusbrood |
sint-teunisbrood:
st teunisbroeëd (L288a Ospel)
|
Het Antoniusbrood, als aalmoes geschonken voor de armen. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23831 |
sint-antoniusbroodbus |
voor de armen:
vur de erreme (L288a Ospel)
|
De Antonius-broodbus, de offerbus t.b.v. brood voor de armen. [N 96C (1989)]
III-3-3
|