e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ospel

Overzicht

Gevonden: 3815
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bikkelen bikkelen: Sub kuuëtse. Ook: biggele/bikkele; vero. NO kootsele, bikkele.  bikkele (Ospel), kootselen: Sub kuuëtse. Ook: biggele/bikkele; vero. NO kootsele, bikkele.  kootsele (Ospel) Bikkelen, oude meisjesspel. III-3-2
bil bil: bil (Ospel, ... ) Bil. Ook platte woorden! [DC 01 (1931)] III-1-1
billen kont: kǫnt (Ospel) Het achterwerk van de koe. [N 3A, 112] I-11
binnenbeer binnenbeer: benǝbīr (Ospel) Mannelijk varken dat door geslachtelijke afwijking niet als zodanig herkenbaar is. Men noemt een varken een binnenbeer, als het slecht gesneden is of als men het moeilijk kan castreren. Doorgaans is het een mannelijk varken waarbij de teelballen niet zijn ingedaald. [N 19, 10; JG 1a, 1b, 1d; L 37, 49e; monogr.; N 76, 10 add.] I-12
binnendeur tussen stal en schuur schuurdeurtje: [schuur]dø̄rkǝ (Ospel) De binnendeur tussen de stal en de schuur als die aan elkaar grenzen. De benamingen geven soms aan in welk deel van stal of schuur deze deur zich bevindt. Door deze deur wordt wel voer van de schuur naar de stal gebracht; ook kan men via deze deur binnenshuis tot in de schuur komen. Zie voor de fonetische documentatie van de tussen haakjes geplaatste woorddelen de lemmata "stal" (2.1.2) en "schuur" (3.1.1). [N 5A, 41c] I-6
binnenplaats op de hof: op de noof (Ospel) Plaats die bij een huis hoort en omsloten is door muren (binnenplaats, plaatsje, plein, werft, court) [N 79 (1979)] III-2-1
bisschop bisschop: busschop (Ospel) Een bisschop [busschop, biskop, bissjep]. [N 96D (1989)] III-3-3
blaar blaar: blaor (Ospel) Blaar: blaasachtige opzetting van de huid (blaar, blein). [N 84 (1981)] III-1-2
blad (alg.) blad: blaât (Ospel) blad III-4-3
blad van de heizeis en heizicht heizicht: heizicht (Ospel) Het blad van de heizicht is kleiner en vooral korter dan het blad van de heizeis. [I, 26e; N 18, 77a] II-4