17762 |
snijtand |
snijtand:
sneijtanjd (L288a Ospel)
|
snijtand [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
18134 |
snijwonde |
kauw:
kau
kaw (L288a Ospel)
|
Snijwond: door snijden veroorzaakte wond (sleuf, kreeuw, vil, slip, schorp, krab). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24245 |
snip, algemeen |
snep:
snep (L288a Ospel),
snip:
snup (L288a Ospel)
|
snip
III-4-1
|
20549 |
snoepgoed |
lekkers:
lekkers (L288a Ospel),
slok:
slók (L288a Ospel),
sneuk:
Hejje gooje snuîk in hoês Verklw. snuikske ¯ne Snuikbaer
snuîk (L288a Ospel),
snoep:
snóp (L288a Ospel)
|
snoep || snoepgoed; Hoe noemt U: Zoetigheid, lekkernij, snoeperij, snoepgoed (mem, smul, lekker, lakker, snoep, lekkergoed, lekkerigheid, sneukelderij, snuisterij, kokerel, zoetigheid, grevegoed) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20550 |
snoepje |
babbeltje:
babbeltje (L288a Ospel, ...
L288a Ospel),
lekkertje:
uitsluitend verklw.
lekkerke (L288a Ospel),
sneukje:
Uitsluitend verklw.
snuikske (L288a Ospel),
ulevelletje:
Vroeger met rijmpje erbij ingesloten Uitsluitend verklw.
uûlevel’ke (L288a Ospel)
|
snoepje || snoepje, babbelaar || snoepje; Hoe noemt U: Een stukje snoepgoed (babbeltje, snoepje) [N 80 (1980)] || zuurtje in papiertje gewikkeld
III-2-3
|
17753 |
snor |
snor:
snor (L288a Ospel)
|
snor (knevel) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
34510 |
snot |
pups:
pøbs (L288a Ospel),
snot:
snot (L288a Ospel)
|
Coryza avium contagiosa of snot is een verkoudheid, gepaard gaande met neusvloeiing. De kippen hebben zwarte natte neuzen, ze niezen en de ademhaling kan bemoeilijkt zijn. De ogen zijn vochtig; de leg is teruggelopen en de eetlust is verminderd. Snot als alleenstaande ziekte is niet zo ernstig, meestal gaat snot gepaard met andere ademhalingsziekten. [N 19, 64; monogr.]
I-12
|
18026 |
snotneus |
snotterkuiken:
snoeëterkuûk (L288a Ospel),
snoterkuuk (L288a Ospel)
|
snotneus || snotneus [snooterbel, sjoetsnaas] [N 06 (1960)]
III-1-4
|
18025 |
snottebel |
snotterkuik:
Cfr. Weertlds. Wb.: kuûk kuiken.
snoterkuuk (L288a Ospel)
|
neus: snottebel [snotkeekel, snotkikkel, snotkiekje, snotneus, snottebrel] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18027 |
snotteren |
snoeven:
snoeven (L288a Ospel)
|
Snotteren: herhaaldelijk en hoorbaar de neus ophalen om deze vrij te maken van neusvocht (snotteren, snitteren, snutten). [N 84 (1981)]
III-1-2
|