17590 |
snuit |
snoet:
snoet (L288a Ospel),
snoêt (L288a Ospel),
snuits:
snuts (L288a Ospel)
|
[N 19, 25; N 76, 11; L 7, 8; JG 1a]Hoe noemt u het vooruitstekende deel van het aangezicht van dieren (snuit, snoefel) [N 83 (1981)] || snuit
I-12, III-4-2
|
19736 |
soda |
soda:
sōdā (L288a Ospel)
|
de witte stof, die door kruideniers en drogisten wordt verkocht in poedervorm en die gebruikt wordt om de was uit te koken, om hard water zacht te maken en in een bad waarvan men b.v. een zwerende vinger onderdompelt? (soda) [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
20664 |
soep |
sop:
Verklw. söpke e Lekker söpke: lekkere soep
sop (L288a Ospel)
|
soep
III-2-3
|
19513 |
soepketel, waterketel |
marmiet:
fermied (L288a Ospel)
|
berremiet/ marmiet, in de betekenis van koperen waterketel; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19521 |
soepterrine |
soepterrine:
soͅptrin (L288a Ospel),
zie tekening
sopterien (L288a Ospel)
|
soepterrine [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20512 |
soepvlees |
soepenvlees:
sopevleis (L288a Ospel),
soppevleîs (L288a Ospel, ...
L288a Ospel)
|
soepvlees || soepvlees; Hoe noemt U: Mager vlees om soep van te koken (boelie, bouilli, soepvlees) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18196 |
sok |
sok:
ich loup altied op mien zokke az ich toes bin. Mien vrōw breitj d⁄r eedere kier weer nōw veut aan (L288a Ospel),
zok (L288a Ospel)
|
Hoe noemt men de sok (de halflange beenbedekking van den mensch)? [DC 09 (1940)] || Sokken. Ik loop altijd op mijn sokken als ik thuis ben. Mijn vrouw breit er telkens weer nieuwe voeten aan. [DC 39 (1965)]
III-1-3
|
21287 |
soldaat |
soldaat:
səldô.t (L288a Ospel)
|
soldaat [RND]
III-3-1
|
20724 |
soldaatjes |
krapjes:
krepkes (L288a Ospel),
paardjes:
uitsluitend mv.
pertjes (L288a Ospel),
soldaatjes:
Uitsluitend verklw.
suldäötjes (L288a Ospel)
|
gebakken stukjes brood || stukjes geroosterd brood of blokjes spek, die in de erwtesoep werden gedaan || uitgebakken stukjes spek, ook kleine stukjes geroosterd brood bij erwtensoep
III-2-3
|
21289 |
soldaten |
soldaten:
saldöten (L288a Ospel),
səldo.tə (L288a Ospel)
|
algemene naam voor soldaten [volk, soldatenvolk, soldaterij] [N 90 (1982)] || soldaten [RND]
III-3-1
|