e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ospel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stier stier: stīr (Ospel) Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15] I-11
stijfkop knotskop: knótskop (Ospel), moeskop: mooskop (Ospel), neetoor: neetoeër (Ospel), stekel: stiechel (Ospel), stijfvreter: stiêfvrieëteer (Ospel) stijfkop || stijfkop, koppig persoon III-1-4
stijfsel stijfsel: stiefsel (Ospel) Hoe noemt u de witte stof die gebruikt wordt om linnen stijf te maken (witte klontjes)? (stessel) [N 104 (2000)] III-2-1
stijfselpap stijfsel: stiefsel (Ospel) Hoe noemt u de pap, die met deze stof bereid wordt? (stessel, stesselpap, stesselwater) [N 104 (2000)] III-2-1
stikker stikker: stekǝr (Ospel) IJzer om turf te steken. Dit werktuig heeft een steel van ongeveer 1 m lang die zit in een ijzeren huis van ongeveer 20 cm dat aan het blad is bevestigd. [II, 38a] II-4
stille omgang stille omgang: stille omgang (Ospel) De Stille Omgang naar Amsterdam. [N 96C (1989)] III-3-3
stille regen natte sneeuw: nate snie (Ospel) stille regen (vooral met sneeuw) [slek] [N 81 (1980)] III-4-4
stobbe strobbel: strobǝl (Ospel) Stronk van een gekapte boom die met het wortelstelsel nog in de grond zit. [N 50, 7e; N 75, 87c; A 45, 35; N 16, add.; monogr.] II-12
stoelen op het priesterkoor koorstoelen: koeersteul (Ospel) De stoelen op het priesterkoor [koeërsjteul?]. [N 96A (1989)] III-3-3
stoelpoot stumper: stø.mpər (Ospel) poot van stoel III-2-1