18775 |
stof |
stof:
stoof (L288a Ospel)
|
stof [DC 23 (1953)]
III-2-1
|
24928 |
stof, zandx |
muf:
mouf (L288a Ospel),
pof:
póf (L288a Ospel),
stof:
stoeëf (L288a Ospel),
BNO.
stoôf (L288a Ospel)
|
rul zand, stuifzand, stof || stof in het huishouden
III-4-4
|
19659 |
stofblik |
blik:
blek (L288a Ospel),
blek en handjveiger (L288a Ospel),
blēk (L288a Ospel),
blik (L288a Ospel)
|
Hoe noemt u het stoffer en blik samen? [N105 (2000)] || stofblik [DC 15 (1947)] || stoffer en blik samen [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19503 |
stofdoek |
stoflap:
stōflap (L288a Ospel),
stoͅflap (L288a Ospel)
|
stofdoek
III-2-1
|
26796 |
stok |
stok:
stok (L288a Ospel)
|
Bepaalde veenmaat met een lengte van doorgaans 2.50 m. [II, 63a]
II-4
|
19559 |
stolp |
kaasstolp:
keēsstülp (L288a Ospel)
|
kaasstolp [N 20 (zj)]
III-2-1
|
23446 |
stolp over een heiligenbeeld |
stolp:
stullup (L288a Ospel)
|
Een stolp of stulp, een klokvormig glas over een kruis- of heiligenbeeld. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20877 |
stomdronken |
poepzat:
poepzaat (L288a Ospel)
|
stomdronken
III-2-3
|
19897 |
stoof, voetenverwarmer |
lolstoof:
loͅ.lstō.f (L288a Ospel)
|
voetstoof
III-2-1
|
34577 |
stootring |
as:
as (L288a Ospel)
|
Verdikking van de as tussen de asarm en het asblok waardoor het wiel op een veilige afstand van het asblok gehouden wordt. De stootring kan met de as worden meegegoten maar er ook als een los element om bevestigd zijn. [N 17, 52 + 54 + add; N 18, 98d + 99; N G, 49a, 53f; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2b; L 20, 20a; L 39, 21 + 22; A 4, 20a; Wi 15; monogr.]
I-13
|