e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ospel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
verstand kop: heet eine kop op (Ospel), verstand: verstânt (Ospel) het vermogen goed, helder te denken [verstand, bewijs, bewoud, vernuft] [N 85 (1981)] || verstand III-1-4
verstandig verstandig: verstendjig (Ospel), verstenjdig (Ospel) een goed verstand hebben; zijn verstand goed gebruikend [bezouwig, redelijk, radelijk] [N 85 (1981)] || verstandig III-1-4
verstandskies baktand: baktanjd (Ospel) verstandskies (oogtand, baktand) [DC 01 (1931)] III-1-1
verstelbare voerluiken koedekken: kǫu̯dɛkǝ (Ospel) Verstelbare luiken, die de voergang afscheiden van de voerbak en de koeienstand, komen vooral in het noorden van Nederlands-Limburg voor. Door de luiken wordt het voer vanuit de voergang in de voerbak gedaan. Waar deze onbekend zijn, zijn vaak benamingen voor een ruif voor koeien vermeld. Deze zijn verzameld in het lemma "ruif voor de koeien" (2.2.19). [N 5 A, 37d; monogr.] I-6
verstopte speen slechte deem: slɛxtǝ dēm (Ospel) Speen waaruit wegens verstopping geen melk komt. [N 3A, 67a] I-11
verteerde mest kort mest: kǫrt [mest] (Ospel) De termen in dit lemma zijn voor het merendeel van toepassing op mest die lange tijd het onderste of het binnenste deel van de mesthoop heeft gevormd en daardoor goed verteerd is: mest van hoge kwaliteit, die gemakkelijk in kleine delen uiteenvalt. Het onderste uit de mestkuil is vaak zo brokkelig dat het niet met de riek kan worden opgenomen. Deze mest wordt veelal als weidemest gebruikt. Voor sommige termen zie men dan ook het lemma compost. De termen aan het einde van het lemma hebben betrekking op oude, uitgedroogde mest die zijn kwaliteit grotendeels verloren heeft. [N M, 10a; N 11, 27 add.; N 11A, 4a + 4c + 36 + 37; JG 1a + 1b add; div.] I-1
vertrouwen stokken op: vgl. Weertlands Wb.2 (pag. 347): stokke, op, op vertrouwen, staat maken. Op dae mins kujje-n-altiêt stokke, op die man kun je altijd rekenen.  daar kun je opstokken (Ospel, ... ), trouwen: trouwe (Ospel) iemand of iets betrouwbaar achten [vertrouwen, trouwen] [N 85 (1981)] || vertrouwen III-1-4, III-3-1
vervanger remplaant (fr.): romplesant (Ospel) iemand die in dienst gaat in plaats van een ander [remplaçant] [N 90 (1982)] III-3-1
vervener baas: bās (Ospel) De directeur van een veenmaatschappij. [II, 6] II-4
vervoerbewijs kaartje: kaartje (Ospel) het plaatsbewijs voor de bus, trein, tram [kaartje, coupon] [N 90 (1982)] III-3-1