e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ospel

Overzicht

Gevonden: 3815
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bruidsmeisje bruidje: in het wit gekleed meisje bij huwelijk of processie  bruûtje (Ospel) bruidje III-2-2
bruidspaar bruidspaar: broeëdspaar (Ospel) het bruidspaar [N 96D (1989)] III-2-2
bruidsportaal onder de toren: onger de toren (Ospel) Vroeger werd een huwelijk soms ingezegend onder de kerkdeur of in een zijportaal. Hoe noemde men die plek [huwelijksdeur, bruidsportaal]. [N 96A (1989)] III-3-3
bruiloft bruiloft: broêleft (Ospel) bruiloft III-2-2
brullen brullen: brølǝ (Ospel) Abnormaal geluid dat vooral wild geworden runderen uitstoten. [N 3A, 6; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
brulziekte brul: brøl (Ospel) Een afwijking aan de eierstokken van koeien. De dieren vertonen voortdurend verschijnselen van tochtigheid, tegelijkertijd zijn ze onvruchtbaar. De koeien maken een eigenaardig brullend geluid, ze hebben slappe banden en ze groeien slecht. Zie ook het lemma ''brulziekte'' in wbd I.3, blz. 464-465. [N 3A, 101; A 48A, 45a; JG 1a, 1b; L 19B, 4a; monogr.; add. uit N C] I-11
buffwis buff: bøf (Ospel), buffhout: bøfhǫwt (Ospel), buffwis: bøfwes (Ospel) De gekookte en daarna ontschorste wis. [N 40, 3; monogr.] II-12
bui, regenbui bijs: (meervoud: beeze; verkleinwoord: beeske).  bees (Ospel), boes: ps. blz. 69 van deel 2 (N-W).  boes (Ospel), schoer: schoor (Ospel) bui, regenbui || regenbui, korte periode van regen [frontbui, gurze, schoer] [N 81 (1980)] III-4-4
buik buik: boek (Ospel) buik (lijf) [DC 01 (1931)] III-1-1
buikpijn buikpijn: boekpien (Ospel), de buik doet pijn: boek deut pien (Ospel) buikpijn [DC 27 (1955)] || ik heb pijn in mijn buik of de buik doet mij zeer [DC 01 (1931)] III-1-2