26946 |
dam in de wijk |
dam:
dam (L288a Ospel),
waterlaat:
waterlaat (L288a Ospel)
|
Een aarden wal sluit het water af van het reeds bestaande gedeelte van de wijk en het nog te graven gedeelte. [II, 28a; II, 28c]
II-4
|
21128 |
damesfiets |
damesfiets:
damus fiets (L288a Ospel)
|
Hoe noemt u in uw dialect: een rijwiel waar vrouwen op rijden [N 99 (1991)]
III-3-1
|
18207 |
dameskous? |
kous:
Anna, hees e paar now koze (L288a Ospel)
|
Anna, heb je een paar nieuwe kousen? [DC 14A (1946)]
III-1-3
|
24984 |
damp, stoom |
wasem:
waasem (L288a Ospel),
zwaam:
zwaam (L288a Ospel)
|
wasem, damp
III-4-4
|
19633 |
dampen |
dampen:
(het damtj).
dampe (L288a Ospel),
paven:
paven (L288a Ospel),
Hejje weer d¯n hieëlen aovuntj ligke paave
paave (L288a Ospel)
|
paffen; Hoe noemt U: Op een hoorbare manier roken; geweldig veel roken (paffen, plotsen) [N 80 (1980)] || veel roken, dampen || Wat zegt u in uw dialect tegen \"dampen\"? (dampen, dompen, doempen) [N 104 (2000)]
III-2-1, III-2-3
|
24985 |
dampen, wasemen |
zwamen:
zwaame (L288a Ospel)
|
dampen, wasemen
III-4-4
|
28402 |
dar |
neer:
nę̄r (L288a Ospel)
|
Het mannelijk dier in het bijenvolk. De dar is geboren uit een onbevruchte eicel. In de bijenwoning doet hij niets anders dan eten. Zijn enige functie is het helpen warm houden van het broed door zijn aanwezigheid. Onmisbaar zijn de darren voor de bevruchting van de jonge koningin. Na de paring sterft de dar. De darren worden in mei of vlak daarna geboren. Als het bijenjaar ten einde spoedt, in augustus of september, worden de darren verdreven door de werksters en sterven zij. De dar heeft geen angel. Voor het woorddeel (-bij) leest men de woordtypen bij/bie en bien. In welke plaatsen deze woordtypen respectievelijk voorkomen, ziet men in het lemma Bij. Voor de fonetische documentatie ervan wordt ook verwezen naar het lemma Bij. [N 63, 12c; S 3; L 1a-m; JG 1a + 1b; JG 2b-5, 2; R 3, 42; A 9, 2; Ge 37, 2; monogr.]
II-6
|
26712 |
dargveen |
dargturf:
dārxtø̜rf (L288a Ospel),
harde turf:
harde turf (L288a Ospel),
zanderige turf:
zanderige turf (L288a Ospel)
|
De onderste laag veen. Ze is een mengsel van zand, veen en leem en is slijkachtig van aard. [I, 2a]
II-4
|
17702 |
darm |
darm:
derm (L288a Ospel)
|
darm [DC 02 (1932)]
III-1-1
|
25117 |
dauw |
dauw:
dauw (L288a Ospel),
doûw (L288a Ospel)
|
dauw || dauw die s morgens over de velden hangt [doom, domp, mok] [N 22 (1963)]
III-4-4
|