e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ospel

Overzicht

Gevonden: 3815
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dam in de wijk dam: dam (Ospel), waterlaat: waterlaat (Ospel) Een aarden wal sluit het water af van het reeds bestaande gedeelte van de wijk en het nog te graven gedeelte. [II, 28a; II, 28c] II-4
damesfiets damesfiets: damus fiets (Ospel) Hoe noemt u in uw dialect: een rijwiel waar vrouwen op rijden [N 99 (1991)] III-3-1
dameskous? kous: Anna, hees e paar now koze (Ospel) Anna, heb je een paar nieuwe kousen? [DC 14A (1946)] III-1-3
damp, stoom wasem: waasem (Ospel), zwaam: zwaam (Ospel) wasem, damp III-4-4
dampen dampen: (het damtj).  dampe (Ospel), paven: paven (Ospel), Hejje weer d¯n hieëlen aovuntj ligke paave  paave (Ospel) paffen; Hoe noemt U: Op een hoorbare manier roken; geweldig veel roken (paffen, plotsen) [N 80 (1980)] || veel roken, dampen || Wat zegt u in uw dialect tegen \"dampen\"? (dampen, dompen, doempen) [N 104 (2000)] III-2-1, III-2-3
dampen, wasemen zwamen: zwaame (Ospel) dampen, wasemen III-4-4
dar neer: nę̄r (Ospel) Het mannelijk dier in het bijenvolk. De dar is geboren uit een onbevruchte eicel. In de bijenwoning doet hij niets anders dan eten. Zijn enige functie is het helpen warm houden van het broed door zijn aanwezigheid. Onmisbaar zijn de darren voor de bevruchting van de jonge koningin. Na de paring sterft de dar. De darren worden in mei of vlak daarna geboren. Als het bijenjaar ten einde spoedt, in augustus of september, worden de darren verdreven door de werksters en sterven zij. De dar heeft geen angel. Voor het woorddeel (-bij) leest men de woordtypen bij/bie en bien. In welke plaatsen deze woordtypen respectievelijk voorkomen, ziet men in het lemma Bij. Voor de fonetische documentatie ervan wordt ook verwezen naar het lemma Bij. [N 63, 12c; S 3; L 1a-m; JG 1a + 1b; JG 2b-5, 2; R 3, 42; A 9, 2; Ge 37, 2; monogr.] II-6
dargveen dargturf: dārxtø̜rf (Ospel), harde turf: harde turf (Ospel), zanderige turf: zanderige turf (Ospel) De onderste laag veen. Ze is een mengsel van zand, veen en leem en is slijkachtig van aard. [I, 2a] II-4
darm darm: derm (Ospel) darm [DC 02 (1932)] III-1-1
dauw dauw: dauw (Ospel), doûw (Ospel) dauw || dauw die s morgens over de velden hangt [doom, domp, mok] [N 22 (1963)] III-4-4