e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ottersum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gevoelig gevoelig: Kiek uut, miene vinger is nog steeds é.rg gevuulig  gevuulig (Ottersum) gevoelig III-1-4
gewelf gewelf: gǝwølǝf (Ottersum), gewerfsel: gǝwø̜rǝfsǝl (Ottersum) Gebogen vlak, samengesteld uit bakstenen, dat de overdekking vormt van een ruimte die wordt omsloten door muren of pijlers. Zie ook de lemmata 'Troggewelf' en 'Tongewelf'. [S 10; L 1 a-m; L 24, 12; N 79, 18; monogr.] II-9
gewelfd plafond plafond met gewelven: plǝfǫn met ˲gǝwɛlvǝ (Ottersum) Plafond met gewelfkappen tussen de ribben. Om een dergelijk plafond te maken werden tussen de balken van de bovenliggende verdieping in de vorm van een boog latjes gespannen die vervolgens met pleistermortel werden afgewerkt. De boogvorm kon ook worden verkregen met behulp van een in die vorm uitgezaagde mal. Zie ook het lemma 'Schenkel', 'Formeel'. Het woord 'tremen', eigenlijk de benaming voor de balken van de verdiepingsvloer, werd in Q 30 vroeger gebruikt voor gewelfd tussen de balken aangebracht stucadoorswerk. [N 54, 143b; N 6, 20; L 2, 19] II-9
gewicht verliezen inbakken: inbakǝn (Ottersum) Het verliezen van gewicht bij het bakken van het brood. Volgens de informant van L 270 houdt dit verlies aan gewicht ¬± 10% in. [N 29, 48] II-1
gewichtkokers gewichtkokers: gǝwextkǭkǝrs (Ottersum) De holle ruimtes naast de raamstijlen waarin de tegengewichten van het onderraam op- en neergaan. [N 55, 49d] II-9
gewichtssteen gewichtssteen: gǝwextsstējn (Ottersum) Gevraagd werd speciaal naar de stenen die men vroeger in plaats van gewichten gebruikte. [B 29, 33b; N 29, 105e; monogr.] II-1
gewone spurrie spurrie: spø̜ri (Ottersum) Spergula arvensis L. Een 15 tot 40 cm hoge plant met rechtopstaande stengels en smalle, priemvormige bladeren in kransen en kleine witte bloempjes. Spurrie bloeit van juni tot september en wordt vooral op zandgronden als veevoeder gekweekt. [N Q, 2; JG 1a, 1b; L A1, 245; R 3, 28; monogr.] I-5
gewricht gewerf: gewaerf (Ottersum), gewricht: gewricht (Ottersum) gewricht, gewrichten (draaipunt in het beenderstelsel) [gewrichte, gewervele, gewerve] [N 10 (1961)] III-1-1
gezicht (spotnamen) bakkes: bakkes (Ottersum), muil: moel (Ottersum), smoel: smoel (Ottersum), snuit: snuut (Ottersum, ... ) gezicht, gelaat: spotbenamingen [N 10 (1961)] III-1-1
gezwad, regel gemaaid gras baan: bǭn (Ottersum), gezwad: gǝzwat (Ottersum  [(betekent ook 'zwad')]  ) De in dit lemma opgenomen woorden zijn van toepassing op de regel afgemaaid gras zoals een maaier die al voortgaande aan zijn linkerzijde vormt. Zie de toelichting bij het voorgaande lemma. = Bij de plaatscode duidt op gelijkheid van de benamingen voor zwad en gezwad in deze plaats; zie ook de kaart. [N 14, 93; JG 1a, 1b, 2c; A 16, 1b; A 4, 28 add.; A 23, 16 add.; L 8, 137; L 20, 28 add.; S 47; Gwn 7, 9; Lu 1, 16 II add.; monogr.] I-3