19415 |
het vuur doven |
uitdoen:
yt˂dūn (L163p Ottersum),
uitluiden:
ytlø͂ͅi̯ə (L163p Ottersum)
|
doven || uitdoven
III-2-1
|
20678 |
hete bliksem |
hemel en aarde:
heməl ɛn ēͅrt (L163p Ottersum),
hete bliksem:
hete bliksum (L163p Ottersum),
Syst. WBD
hétte bliksem (L163p Ottersum)
|
hete bliksem || Stamppot van appelen en aardappelen (appelprul, hemel en aarde, hete bleksem, onder en boven de tafel, hoog en laag?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
32923 |
heukeling |
kleine weeropper:
klęi̯nǝ wērøpǝr (L163p Ottersum),
opper:
ø̜pǝr (L163p Ottersum),
weeropper:
wɛ̄rø̜pǝr (L163p Ottersum)
|
Het kleinste hoopje halfdroog hooi dat men ''s avonds maakt door het opwerken van de rijen, om ze ''s anderendaags weer uiteen te gooien. De kaarten 40, 42 en 44, respectievelijk "heukeling", "hoop" en "opper" hebben alle drie dezelfde opbouw, die weer in verband staat met de opbouw van de kaarten 39, 41 en 43: "op heukelingen zetten", "op hopen zetten" en "op oppers zetten". Voor deze zes kaarten zijn ook dezelfde symbolen voor gelijke opgaven gebruikt. [N 14, 104 en 103 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 16, 3a; A 42, 20a, L 36, 1; L 38, 38a; monogr.]
I-3
|
32924 |
heukelingen spreiden |
strouwen:
strǫu̯ǝ (L163p Ottersum),
uitereensmijten:
ūtǝrɛnsmītǝ (L163p Ottersum),
uitstrouwen:
ūtstrǫu̯ǝ (L163p Ottersum)
|
Het uiteengooien van de kleinste soort hoopjes, zodat ze verder kunnen drogen. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: heukelingen. ø...ŋ wijst op identieke antwoorden als in het lemma ''zwaden spreiden''.' [N 14, 105; JG 1a, 1b; A 34, 1; monogr.]
I-3
|
25429 |
hijswerktuig |
lier:
līr (L163p Ottersum)
|
Hijswerktuig waarmee het rund omhoog wordt getakeld, voordat het verder verwerkt wordt. Ouder is het werken met touwen of kettingen over de balk in de schuur. Dit gebeurt met mankracht. Vergelijk het lemma ''ophijsen''. [N 28, 64; N 28, 65; N 28, 67]
II-1
|
18029 |
hik |
hik:
hik (L163p Ottersum),
hikkepik:
hikkepik (L163p Ottersum)
|
hik [hibbik, hikkepik, hippik] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
22774 |
hinkelen |
hinkelen:
/
hinkele (L163p Ottersum),
potjehinkelen:
/
pötje hinkele (L163p Ottersum)
|
hinkelen (?) [SND (2006)]
III-3-2
|
22838 |
hobbelpaard |
hobbelpaard:
hobbelpèèrd (L163p Ottersum)
|
hobbelpaard [SND (2006)]
III-3-2
|
18191 |
hoed (alg.) |
hoed:
hu.t (L163p Ottersum)
|
hoed [RND]
III-1-3
|
34212 |
hoeden van koeien |
hoeden:
højǝ (L163p Ottersum)
|
[N 3A, 12a; N M, 2; JG 1a, 1b; A 48, 18c; L 1a-m; L 27, 5; S 14; Wi 39; R; monogr.]
I-11
|