34551 |
jonge gans |
gansje:
gē̜nskǝ (L163p Ottersum),
gęnskǝ (L163p Ottersum)
|
De benamingen in dit lemma duiden in het algemeen op een jonge gans. In vraag A 6, 5c werd gevraagd naar de dialectbenamingen voor "pasgeboren ganzen". De antwoorden zijn ook in dit lemma opgenomen. Hierdoor komen er onder andere (-)kuiken-opgaven voor. [L 34, 15; JG 1a; A 6, 5c; A 2, 42; monogr.]
I-12
|
34448 |
jonge geit |
lammetje:
lɛmpkǝ (L163p Ottersum),
siempje:
semkǝ (L163p Ottersum)
|
[N 19, 71a; N 77, 75; A 9, 21; JG 1a; monogr.]
I-12
|
34481 |
jonge kip |
jonge hen:
joŋ hen (L163p Ottersum),
jonge hoen:
joŋ hun (L163p Ottersum),
(mv)
joŋ hundǝr (L163p Ottersum),
kipje:
kipkǝ (L163p Ottersum)
|
Bedoeld wordt de jonge kip die bijna aan de leg is of net legt. [N 19, 40d; R 14, 23b; R 3, 39; A6, 1b; JG 1a, 1b; L 1a-m; Gwn; Vld.; S 27, add.; monogr.]
I-12
|
20365 |
jongen met wie een meisje verkering heeft |
vrijer:
ook raar kereltje
vrijjer (L163p Ottersum)
|
vrijer
III-2-2
|
18702 |
jongensblouse |
bloes:
bloes (L163p Ottersum)
|
jongensblouse, ruime bovenkledingstuk met band of elastiek in de taille [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33958 |
jukriem |
koppelriem:
kopǝlrīm (L163p Ottersum)
|
Verbinding tussen het haam en de disselboom, als men met een tweespan rijdt. Verscheidene zegslieden verklaren dat een tweespan in hun gemeente niet (meer) voorkomt. [N 13, 12]
I-10
|
18707 |
jumper |
jumper:
jumper (L163p Ottersum)
|
jumper, damesvest met mouwen en knopen [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20697 |
jus, vleesnat |
papsaus:
papsāu̯s (L163p Ottersum),
saus:
saus (L163p Ottersum),
Syst. WBD
saus (L163p Ottersum)
|
gebonden jus || Saus of jus (sop?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
17602 |
kaak |
kaak:
kaak (L163p Ottersum)
|
kaak [DC 02 (1932)]
III-1-1
|
17603 |
kaakbeen(rand) |
kieuw:
kiew (L163p Ottersum)
|
kaakrand waarin de tanden staan [raak] [N 10 (1961)]
III-1-1
|