e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ottersum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kaal (zijn), kaal hoofd kale knikker: kaole knikker (Ottersum, ... ), kletskop: kletskop (Ottersum), klétskop (Ottersum) kaal hoofd (hebben) (spotbenamingen) [kletskop, hij is bij het goevernement] [N 10 (1961)] III-1-1
kaantjes kaaien: kojje (Ottersum), kòje (Ottersum), kòòje (Ottersum) vetklonters die overblijven bij het smelten van runds- of varkensvet [N 06 (1960)] III-2-3
kaar kaar: kār (Ottersum), kǭr (Ottersum) Trechtervormige bak boven de bovenste molensteen waarin het te malen graan wordt gestort. Zie ook afb. 78. [N O, 19i; N O, 41a; A 42A, 37; N D, 11; Sche 51; Vds 148; Jan 155; Coe 136; Grof 157; monogr.] II-3
kaars kaars: keͅrs (Ottersum) kaars [RND] III-2-1
kaarten (ww.) kaarten: koͅ:rtə (Ottersum), /  kaorte (Ottersum) kaarten [RND], [SND (2006)] III-3-2
kaas kaas: kēͅs (Ottersum), cf. WNT s.v. "kaas", "gewestelijk kees (en kies)"; cf. WNT s.v. "kees (IV)"= "gewestelijke vorm van kaas  kéés (Ottersum) kaas [RND] III-2-3
kaasmijt made: WLD  maoje (Ottersum) mijt die leeft van (oude) kaas [N 26 (1964)] III-4-2
kaatsen bikkelen: met ballen gooien  bikələ (Ottersum) kaatsen [RND] III-3-2
kachels zwarten potloden: pǫtlōjǝ (Ottersum) Kachels met behulp van kachelzwartsel of door (in)branden of lakken zwart maken. In Q 83 liet men vetkool roken waarna het daarbij gevormde zwartsel op de kachel werd uitgewreven. Ook in L 330 werd het zwartbronzé samen met lijnolie boven een kolen- of turfvuur verhit en vervolgens op de kachel uitgepoetst. [N 33, 313; N 7, 41c; L 5, 60b add.; monogr.] II-11
kachelzwartsel potlood: pǫtlōt (Ottersum), potloodsel: pǫtlōjsǝl (Ottersum) In dit lemma zijn de benamingen bijeengebracht voor de verschillende middelen die worden gebruikt om kachels zwart en glanzend te maken. Met potlood, grafiet in poedervorm, kunnen kachels glimmend worden opgepoetst. Kachelpoets en zebrakachelglans zijn poetsmiddelen om kachels mee op te wrijven en te laten glanzen. De steenpek (P 219) was volgens de invuller een soort steenkool die op het verwarmde ijzer gesmeerd werd om dit zwart te maken. [N 33, 313; N 7, 41b; L 5, 60b; monogr.] II-11