20720 |
kliekje |
klatsje:
kletske (L163p Ottersum),
opgewarmd:
Syst. WBD
opgewaermd (L163p Ottersum),
ort:
oͅrt (L163p Ottersum)
|
kliekje || Kliekje, opgewarmde maaltijd (braoj, opstoovertje, prutske?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
17893 |
klieven |
kloven:
klø̄vǝ (L163p Ottersum)
|
Hout met een beitel of bijl in de lengterichting doorhakken, zodat het splijt. Zie ook het lemma ɛklievenɛ in de paragraaf over de kuipersvaktaal. Het betreft daar het klieven van stukken boomstam tot duigen.' [N 37, 8; N 50, 15a; N 75, 134a; monogr.]
II-12
|
30449 |
klikplank |
geveerde plank:
gǝvē̜rdǝ plaŋk (L163p Ottersum)
|
Plank die aan de zijkant is voorzien van messing en groef. [N 54, 132a; monogr.]
II-9
|
19973 |
klink |
wipplank:
wepplāŋk (L163p Ottersum)
|
Plaats op de steiger waar een uiteinde van één van de steigerplanken niet voldoende is ondersteund. Daardoor ontstaat het gevaar dat de plank opwipt wanneer men erover loopt. [N 32, 4; monogr.]
II-9
|
32652 |
klink voor de riesterstaaf |
stelbeugel:
stęlbø̄gǝl (L163p Ottersum)
|
De beugel met gaatjes, die soms onder aan de ploegstaart was aangebracht ter bevestiging van de stang waarmee de stand van het riester geregeld kon worden. [N 11, 31.V.d add.]
I-1
|
29828 |
klisklezoor |
schaal:
sxǭl (L163p Ottersum)
|
Metselsteen die op zijn platte kant in de lengte doormidden is gehakt. Zie afb. 28. Zie voor het woordtype papenkul ook RhWb (VI) kol. 648 s.v. ɛPfaffenk√∂llɛ: ø̄̄die H√§lfte eines der L√§nge nach gespaltenen Ziegelsteines, wobei beide H√§lften quadratische Kopffl√§chen erhalten, in der Maurerspr. Aach-Stdt.ø̄̄' [N 31, 19d; N 31, 19e; monogr.]
II-8
|
24536 |
klit |
klis:
klis (L163p Ottersum),
klés (L163p Ottersum)
|
klissekruidknop
III-4-3
|
34493 |
kloeken |
kloeken:
klukǝ (L163p Ottersum)
|
Geluid voortbrengen, gezegd van een broedse kip. [N 19, 47; monogr.]
I-12
|
18385 |
klokrok |
klokrok:
klokròk (L163p Ottersum)
|
Welke soorten kent U? Beschrijf hoe ze er uit zien (klokrok of geerrok, plooirok, hoepelrok etc.?)? [N 62 (1973)]
III-1-3
|
18230 |
klomp |
klomp:
klōmp (L163p Ottersum)
|
In het algemeen de benaming voor schoeisel dat is vervaardigd uit een uitgehold stuk hout. Er bestaan verschillende soorten klompen. Zie ook de lemmata ɛhoge klompɛ, ɛlage klompɛ etc.' [N 24, 70a; N 86, 46; A 15, 31b; L 36, 38; monogr.]
II-12
|