33939 |
knevels |
fretters:
frɛtǝrs (L163p Ottersum)
|
Beide haakjes aan de bitringen, die aan het hoofdstel worden opgehangen. [N 13, 45]
I-10
|
17677 |
knie |
knie:
knei (L163p Ottersum)
|
knie [RND]
III-1-1
|
27552 |
kniebeschermer |
knie-/knijbeschermer:
knejbǝsxęrǝmǝr (L163p Ottersum)
|
Rubber of leren kapje dat ter bescherming over de knie wordt gedragen. De kniebeschermer wordt volgens de invuller uit L 330 vooral gebruikt tijdens het leggen van vloeren in gebouwen. [N 30, 6b; monogr.]
II-9
|
31797 |
knik in het zaagblad |
koekoek:
kukuk (L163p Ottersum)
|
[monogr.]
II-12
|
18151 |
knikkebenen |
doorzakken:
dörzakke (L163p Ottersum)
|
lopen: met doorknikkende knieën lopen [kwakken] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
22363 |
knikker |
knikker:
Zijn het knikkers? Als het -kleine- ballen zijn, dan zijn het in mijn dialect balle of bellekes., Ik weet niet wat hier bedoeld wordt.
knikkers (L163p Ottersum)
|
knikkers [SND (2006)]
III-3-2
|
22361 |
knikkeren |
knikkeren:
knikkere (L163p Ottersum),
knikkeren (L163p Ottersum)
|
Hoe worden (werden) de verschillende knikkerspelen genoemd? [N R (1968)] || Over het knikkerspel: het knikkeren. [N R (1968)]
III-3-2
|
25601 |
knipbrood |
knipbrood:
knipbrood (L163p Ottersum)
|
Brood waarin met behulp van schaar of mes een gleuf is aangebracht. Voor de overige broodsoorten en producten van het bakken zij verwezen naar het deel "Algemene Woordenschat". [N 29, 44b; N 29, 44a; N 29, 43]
II-1
|
28942 |
knippatroon |
patroon:
patroon (L163p Ottersum)
|
Een naar de vereiste vorm geknipt of te knippen stuk papier, waarnaar de stof voor kledingstukken geknipt wordt. [N 59, 48a; N 62, 4; MW; monogr.]
II-7
|
28947 |
knippen, snijden |
knippen:
knepǝ (L163p Ottersum)
|
Het uitsnijden van het patroon uit de stof of de stof met de schaar volgens patroon in stukken verdelen. Het object stof, patroon, kleed, stuk is bij de woordtypen knippen en snijden niet gedocumenteerd. [N 59, 50; N 62, 3; Gi, 1.IV, 21; MW]
II-7
|