e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ottersum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leerjongen krullenjong: krø̜lǝjōŋ (Ottersum) De jongste knecht in het timmerbedrijf die onder leiding van een ervaren vakman het vak leert. [N 55, 172c; N 55, 173a-b] II-12
leerling leerjong: lērjoŋ (Ottersum) Aankomend schilder die het schildersvak leert. [N 67, 99a] II-9
leeuw leeuw: ene lE(w) (Ottersum) leeuw [GTRP (1980-1995)] III-3-2
leeuwenbek gaapmuil: gaapmoel (Ottersum) leeuwebekje III-4-3
leewater leewater: lēi̯wātǝr (Ottersum) Gewrichtsontsteking bij veulens - ook bij kalveren en hoenders -, door een vochtophoping, veroorzaakt door een besmetting die bij veulens vooral via een navelwond binnendringt. [A 48A, 12c; N 8, 90m en 90n; monogr.] I-9
lege maiskolf pop: pǫp (Ottersum) Het lege vruchtbeginsel van de maïsplant; de kolf waar de maïskorrels van zijn afgehaald. Omschrijvingen zoals "lege kolf" zijn niet opgenomen. [N Q, 24] I-4
legger pees verrrekt: pēs vǝrękt (Ottersum) Een veel voorkomende zwelling of slijmbeursje van verschillende grootte aan de achterkant van de elleboog. Ze ontstaat door de druk van de kalkoenen der voorijzers op het gewricht, als het dier over een te kleine ligplaats beschikt en daardoor met de borst op de onder het lijf getrokken voeten ligt. De legger is een schoonheidsfout, die bij het lopen niet hindert maar wel pijnlijk kan zijn. [N 8, 32.1, 90d, 90f en 90g; monogr.] I-9
legnest legkist: lęxkest (Ottersum), legnest: lęxnę̄st (Ottersum) Het nest waarin de kippen hun eieren leggen. Est is door metanalyse uit nest ontstaan. [N 19, 32; A 48, 16e; monogr.; add. uit S 25] I-6
lemmer het scherp: schaerp (Ottersum) snijblad van een mes (lemmer, lemmet) [N 20 (zj)] III-2-1
lende lende: lèndene (Ottersum), lèènde (Ottersum) lendenen [lenge, leene, leende] [N 10 (1961)] III-1-1