e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ottersum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lichttouw, lichtkoord lichtriem: lichtriem (Ottersum) Het touw, de riem of de ketting waarmee de licht in werking wordt gesteld. Zie ook afb. 85. [N O, 23f; A 42A, 28; Vds 112; Jan 146; Coe 130; N D, 33 add.] II-3
lidmaat, ledematen knook, knoken: knöök (Ottersum), lid, leden: de leeje (Ottersum) ledematen, lidmaat [N 10 (1961)] III-1-1
lied, liedje lied: e liiht (Ottersum), liedje: liit(j)(ch)e (Ottersum), litsjə (Ottersum) lied [GTRP (1980-1995)] || liedje [GTRP (1980-1995)], [RND] III-3-2
liefkozen knoefelen: Fie.ntje zit mit de poes te knoefele  knoefele (Ottersum), zie knoefele  knoevele (Ottersum) knuffelen III-1-4
lies lies: lies (Ottersum, ... ) lies, liezen [den dunne, lieze, lieses] [N 10 (1961)] III-1-1
lieveheersbeestje hemellammetje: heemel-lé.mpke (Ottersum), himmellé.mke (Ottersum), lieveheersbeestje: lieveheersbeestje (Ottersum), lieveheerslammetje: lievenheerslémpke (Ottersum), lieveheersvlammetje: liefheersvlémke (Ottersum) lieveheersbeestje [Roukens 03 (1937)] III-4-2
liggend dakvenster dakraam: dakrām (Ottersum) Een dakvenster is een liggend raampje op het dak dat meestal geopend kan worden en dat dient ter belichting en beluchting van de zolder, ook wel als toegang tot het dak bij bijv. reparaties of om door naar buiten te kijken. Het is meestal te klein om hooi door te laten, maar grotere vensters kunnen wel daartoe dienen (zie het lemma "hooivenster", 3.4.5). [N 4A, 45c; monogr.] I-6
liggende rollaag rollaag: rollǭx (Ottersum) Muurafdekking in de vorm van een laag op hun kant liggende metselstenen. Woordtypen als 'halfsteens rollaag' (L 289, Q 111), 'halfsteense rollaag' (L 290, L 291, L 382, Q 99*, Q 121) en 'steensrollaag' (Q 39) verwijzen naar de hoogte van de rollaag. [N 31, 23d; monogr.] II-9
ligger ligger: legǝr (Ottersum) De onderste, stilliggende molensteen. [N O, 17d; A 42A, 32; N D, 6; Sche 48; Vds 86; Jan 120; Coe 97; Grof 118; monogr.] II-3
lijden lijden: De zie.ke lïjt é.rge pien  lïjje (Ottersum) lijden III-1-4