25605 |
loonbak |
schietweg:
sxītwęk (L163p Ottersum)
|
Deeg van brood en gebak dat aan huis is klaargemaakt en dat naar de bakker wordt gebracht om er brood of gebak van te laten bakken tegen een vergoeding. [N 29, 98; monogr.]
II-1
|
30383 |
looplijn |
looplijn:
lōplęjn (L163p Ottersum)
|
In de plattegrond van een trap de lijn waarlangs men zich beweegt bij het op- en afgaan van de trap. Bij de verdeling van de aantreden neemt men voor scheluwe of spiltrappen een looplijn aan op 2/5 of 1/3 van de breedte van de buitenboom af. De looplijn wordt meestal met behulp van een pijl in de plattegrond ingetekend. Zie ook afb. 69. [N 55, 92]
II-9
|
20132 |
loops |
loops:
löps (L163p Ottersum),
løͅps (L163p Ottersum),
rams:
rams (L163p Ottersum),
rɛms (L163p Ottersum)
|
konijn, geslachtsdrift vertonend [N 19 (1963)] || loops, geslachtsdriftig ve teef [N 19 (1963)], [N C (1962)]
III-2-1
|
30365 |
loopslot |
loopslot:
lōpslǫt (L163p Ottersum)
|
Slot dat alleen van een dagschoot is voorzien die met behulp van een kruk wordt teruggeschoven en bij het loslaten van de kruk door een veer weer in de oorspronkelijke stand terugspringt. [N 54, 103f]
II-9
|
17817 |
lopen |
lopen:
loope (L163p Ottersum, ...
L163p Ottersum)
|
lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)]
III-1-2
|
19500 |
loper |
loper:
loper (L163p Ottersum),
lø̄pǝr (L163p Ottersum)
|
De bovenste, draaiende molensteen. De loper had in Q 99 drie soorten kerven, de ligger daarentegen maar één. Zie ook het lemma ɛscherpselɛ.' [N O, 17c; A 42A, 31; N D, 7; Sche 47; Vds 85; Jan 121; Coe 98; Grof 117; monogr.]
II-3
|
34008 |
losgetuigd leiden |
teugel leiden:
tø̄gǝl lęi̯ǝ (L163p Ottersum)
|
Een paard zonder zadel en niet tussen berries leiden met de teugel. [N 8, 101c]
I-10
|
18697 |
losse linnen halsboord |
boord:
boord (L163p Ottersum)
|
halsboord, losse linnen ~ [beurdje, hemdsband] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18699 |
losse manchet |
manchet:
manchètte (L163p Ottersum)
|
manchet, los [hemdsband, toet] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33729 |
losse paal met draad |
hekken:
hękǝ (L163p Ottersum),
los hekken:
los hękǝ (L163p Ottersum)
|
Losse paal met draad waarmee men de wei kan afsluiten. [N 14, 68c; N 7, 48b; L B 19, 6; A 25, 8]
I-8
|