e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ottersum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
maatmand mudse ben: møtsǝ bɛn (Ottersum), vatse ben: fatsǝ bɛn (Ottersum) Mand met bepaalde inhoudsmaat. Zie ook het lemma ɛvatɛ in wld II.3, pag. 159-160.' [N 20, 50; N 40, 94; N 40, 95; monogr.] II-12
maatstokje maat: mǭt (Ottersum), stokje: stø̜kskǝ (Ottersum) Houtje waarmee men soms de maat van het voorwerp bepaalt. Zie ook afb. 6. De maat (L 163) was 10% langer dan de gebakken pot moest worden. [N 49, 126] II-8
machinaal bewerken machinaal bewerken: mašināl bǝwęrkǝ (Ottersum) In het algemeen hout bewerken met behulp van machines. Zie ook het lemma ɛmachinewerkɛ.' [N 53, 227b] II-12
machine om roggebrooddeeg te maken roggebroodmachine: roggebroodmachine (Ottersum) Vergelijk het lemma ''mengmachine voor deeg''. [N 29, 104] II-1
machinegaren machinegaren: mǝšinǝgǭn (Ottersum) Fijner soort garen die men gebruikt bij het naaien op de naaimachine. [N 59, 6c; N 62, 57; monogr.] II-7
machinenaald machinenaald: mǝšinǝnǭlt (Ottersum) Naald bestemd voor naaimachines. In het algemeen moet zoɛn naald fijn genoeg zijn om door de stof te gaan zonder deze te beschadigen en toch een oog hebben dat zo groot is dat het garen niet rafelt of breekt (Het Beste Naaiboek, pag. 12).' [N 62, 49c] II-7
machinewerk machinewerk: mašinǝwɛ̄rk (Ottersum) Algemene benaming voor timmerwerk dat met behulp van machines wordt verricht. [N 55, 182] II-12
madeliefje meizoentje: mèjzuuntje (Ottersum) madeliefje III-4-3
magazijn, bergruimte opslagplaats: opslaxplɛts (Ottersum) De afdeling in een timmermakersbedrijf waarin verschillende benodigdheden, zoals lijm, spijkers en minder gebruikelijk gereedschappen, liggen opgeslagen. In Bilzen (Q 83) werd dit materiaal opgeslagen in het werkhuis (wɛrkǝs).' [N 55, 178a] II-12
mager schraal: schraol (Ottersum), sxrǭl (Ottersum), schrapel: schreepel (Ottersum) Gezegd van klei die zich ten gevolge van ingemengde vreemde bestanddelen, onverweerde steensoorten, zand etc., bij het wrijven van de met water bevochtigde massa tussen de vingers min of meer korrelig voordoet. [N 49, 12b] || mager [schrepel, schraal] [N 10 (1961)] II-8, III-1-1