id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
24601 | maretak | weegtrede: wégtréj (Ottersum) | maretak {afb}, een op bomen woekerende plant waaran de stengel gaffelvormig vertakt is met lepelvormige altijd groene bladeren, de vrucht is witte, soms gele bes [N 37 (1971)] III-4-3 |
24571 | margriet | hemdenknoopje: himdeknöpke (Ottersum), hémdeknöpke (Ottersum), hondsbloem: hóndsbloem (Ottersum), pisbloem: pisbloem (Ottersum) | margriet III-4-3 |
21271 | markt | markt: mat (Ottersum) | markt [RND] III-3-1 |
30665 | marmerklopper | marmerklopper: marmǝrklǫpǝr (Ottersum) | Tamponneerkwast voor het imiteren van sommige marmersoorten. De kwast bestaat uit een houten of zinken voetplaat waaraan rubber strookjes bevestigd zijn. De kwast wordt ook wel gebruikt bij de glaceertechniek, een versieringsmethode waarbij op een gedekte ondergrond een laag glaceersaus wordt aangebracht die vervolgens met de kwast wordt bewerkt. In Q 121 werd op deze wijze met de 'strener' een kronkelende beweging gemaakt waardoor in de glaceersaus een streperig motief ontstond. [N 67, 50] II-9 |
29461 | mast | bal: bal (Ottersum), leembal: lēmbal (Ottersum) | De hoeveelheid geprepareerde kleimassa, nodig voor het draaien van één voorwerp. [N 49, 18a] II-8 |
30775 | matglas | matglas: mat˲glas (Ottersum) | Vensterglas dat op mechanische wijze ondoorzichtig is gemaakt. ø̄Vroeger geschiedde dit, door de ruit met amaril te schuren, of door haar te plaatsen in een om een horizontale as draaienden bak met grind, waardoor ze mat gekrast werd. Tegenwoordig wordt hiervoor de zandstraalmachine gebruikt (Zwiers II, pag. 70). [N 67, 89d] II-9 |
33044 | mathaak | mathout: māthǭlt (Ottersum), pik: pek (Ottersum) | Doorgaans licht gebogen ijzeren tand aan een houten steel, die bij het maaien met de zicht gebruikt wordt om het graan bij het eigenlijke inkappen op te tillen en om het afgeslagen graan bij elkaar te trekken. In de volgende plaatsen geen specifieke benaming bekend: L 316, 317, 355, 356, 358, 363, 365, 366, 368, 413. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [zicht]- zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). Vergelijk ook de betekeniskaart 30 bij het lemma ''zicht'' (4.3.1) voor de geografische uitbreiding van pik in de betekenis "zicht" naast die van pik in de betekenis "mathaak". Zie afbeelding 5. [N 18, 72 en 73; JG 1a, 1b, 2c; A 14, 10; L 45, 10; R 3, 66; Gwn 7, 5; monogr.; add. uit N 11, 88; N 15, 16c en 16g; A 4, 28; A 23, 16.2; L 20, 28; Lu 1, 16.2] I-4 |
18414 | matrozenpakje | marinepakje: WLD marinepèkske (Ottersum), matrozenpakje: WLD matrozepèkske (Ottersum) | matrozenpakje (soort jongenskostuum) [N 26 (1964)] III-1-3 |
30606 | matte vernis | matte vernis: mat˲ vǝrnes (Ottersum) | Vernis die mat opdroogt. Matte vernis wordt hoofdzakelijk toegepast op blank hout of de nabootsing daarvan, alsook op decoratief schilderwerk, dat niet glanzend kan worden afgewerkt en door omstandigheden nu en dan schoongemaakt moet worden. Voor buitenwerk is matte vernis niet geschikt. [N 67, 21b] II-9 |
30603 | matverf | matverf: mat˲[verf] (Ottersum) | Verf die na droging een mat oppervlak vertoont. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [N 67, 19f] II-9 |