32051 |
menageren |
menageren:
mǝnalesērǝ (L163p Ottersum)
|
De pen en het gat bij een pen-en-gatverbinding smaller maken. Het menageren wordt onder meer gedaan om een sterkere verbinding te krijgen. [N 54, 62a; monogr.]
II-12
|
19137 |
menen |
menen:
Hum de zak gèève (ontslaan) dat kunde nie meene Ik meen ¯t nie zö slé.cht mit ów Ik? Jao, ik meen ów Gullie minde mit d¯n trèjn te komme
meene (L163p Ottersum),
zie meene
mèène (L163p Ottersum)
|
menen, bedoelen, van plan zijn
III-1-4
|
25544 |
menggereedschap |
meelschoep:
mē̜lsxūp (L163p Ottersum)
|
De houten schop of ander gereedschap, gebruikt bij het mengen van de bloem. Meestal gaat het om een houten schep of een niet al te grote houten schop van uiteenlopende vorm. De informant van Q 97 vermeldt dat de "spatel" een ovaalvormig blad heeft en een dikke ronde steel. Verschillende informanten (L 270, 318b, Q 193) zeggen dat het mengen met de hand gebeurt. Zie afb. 16. [N 29, 18b]
II-1
|
25545 |
mengmachine voor deeg |
deegmachine:
deegmachine (L163p Ottersum)
|
Door deze machine enkele minuten te laten draaien mengt men de verschillende soorten bloem. [N 29, 103]
II-1
|
33072 |
menneke, binnenste deel van het hok |
vork:
vø̜rǝk (L163p Ottersum)
|
Het groepje van boven aaneengebonden schoven die in het midden van een hok staan. Kruis heeft wel betrekking op de werkwijze de middelste vier schoven, waar de andere schoven omheen staan, in een kruisvorm te zetten. Deze vier schoven worden niet overal aan elkaar gebonden. Zie afbeelding 7. [N 15, 32a; JG 1d, 2d; Goossens 1963, krt. 37; monogr.]
I-4
|
24212 |
merel |
merel:
mèl (L163p Ottersum),
mél (L163p Ottersum),
merling:
mérling (L163p Ottersum)
|
merel || merel (25,5 overal bekend; man zwart met gele bek; pop zwak-gevlekt bruin; mooie zang; kooivogel; vergelijk met spreeuw [031] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
17563 |
merg |
merg:
maerg (L163p Ottersum),
merg (L163p Ottersum)
|
[N 10a (1961)]
III-1-1
|
30153 |
mergelblok |
mergelblok:
mē̜rǝgǝlblǫk (L163p Ottersum
[(idem)]
)
|
Mergel is zandsteen met leem en kalk als bindmiddel. Men onderscheidt mergelaarde en mergelsteen. De eerste soort wordt toegepast bij het vruchtbaarmaken van landbouwgrond. De laatstgenoemde wordt, in rechthoekige of vierkante blokken gezaagd, vooral in het zuiden van het onderzoeksgebied gebruikt bij de bouw van huizen of als sierlaag in baksteenmetselwerk. Mergelsteen kan met een mes zeer gemakkelijk bewerkt worden maar is toch tamelijk duurzaam omdat ze onder invloed van het weer vaster wordt. Een van de beste soorten is de Sibbersteen uit de groeven van Valkenburg. [N 30, 55b; N 30, 56; monogr.]
II-9
|
30023 |
mergelkalk |
mergel:
mē̜rǝgǝl (L163p Ottersum)
|
Kalksoort die wordt verkregen door mergelsteen in een kalkoven te branden. Van Keirsbilck merkt op pag. 180 over de mergelkalk op: ø̄De mergelkalk heet ook 'leemmergel', als er veel leem in aanwezig is. Om hare mindere deugd, in vergelijking van andere kalksoorten, wordt zij weinig of niet gebruikt.ø̄ Het woordtype 'hydrauliekse kalk' (P 176) is een leenvertaling van het Franse 'mortier hydraulique', ø̄waterkalk, kalk die zonder toevoeging van vreemde bestanddelen in korte tijd onder water verhardtø̄. [N 30, 28c; monogr.]
II-9
|
33548 |
mergkool |
mergkool:
mergkool (L163p Ottersum)
|
[N 12A (1965)]
I-7
|