24219 |
oeverzwaluw |
aardzwalf:
è(è)rdzwélf (L163p Ottersum)
|
oeverzwaluw
III-4-1
|
24900 |
ogenblikje, korte tijd, eventjes |
eventjes:
iefkes (L163p Ottersum)
|
eventjes
III-4-4
|
32574 |
ogenschijnlijk goed bemesten |
een voorhemdje voordoen:
ęn vø̜rhɛmkǝ vø̜rdūn (L163p Ottersum)
|
Een akker bij gebrek aan mest of uit zuinigheid alleen aan de kanten of aan de zijde van de weg goed bemesten, om later het daar goed gedijende gewas de indruk te laten wekken, dat het stuk in zijn geheel goed bemest werd. [N 11A, 32]
I-1
|
32116 |
ojiefprofiel |
ojief:
ajif (L163p Ottersum),
verkeerde ojief:
vǝrkērdǝ ajif (L163p Ottersum)
|
Lijst waarvan de kromming in dwarsdoorsnede half hol en half bol is. Men onderscheidt het klokojief, dat van onderen bol en van boven bol is, en het verkeerd ojief, dat van onderen hol en van boven bol is. Zie ook afb. 158. [N 55, 151-152]
II-12
|
17636 |
oksel |
oksel:
oksels (L163p Ottersum)
|
oksel, oksels [oksel, okselschrooi, hoksel, hoks] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20701 |
oliebol |
oliebol:
Syst. WBD
oliebol (L163p Ottersum),
pofje:
pöfke (L163p Ottersum)
|
Oliebol (nonnevot?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20759 |
oliekoek |
krentenkoek:
Syst. WBD
kreentekōēk (L163p Ottersum)
|
In raapolie gebakken ronde koek van meel, krenten en eieren (oliekoek?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
19546 |
olielamp |
snotneus:
snotneus (L163p Ottersum)
|
lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
30614 |
olieverf |
olieverf:
ó̜li[verf] (L163p Ottersum)
|
Verf waarvan het bindmiddel bestaat uit een drogende olie als lijnolie of papaverolie. Olieverf wordt bereid door verfstof met een tempermes op een wrijfsteen in de olie te wrijven of door olie en verfstof na menging te malen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [S 26; N 67, 23b; monogr.; div.]
II-9
|
30705 |
olieverven |
olieën:
ó̜lijǝn (L163p Ottersum)
|
Schilderen met olieverf. [N 67, 66a]
II-9
|