id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
25496 | onderbeschuit | onderkorst: ōndǝrkǭrst (Ottersum) | Er was gevraagd naar de "onderkant van de beschuit". Het kan echter zijn dat een enkel woordtype duidt op "beschuit die van het onderste gedeelte van de beschuitbol wordt gebakken". [N 29, 65b] II-1 |
32784 | onderdelen van de kettingeg | draaiers: drɛ̄i̯ǝrs (Ottersum), schakeltanden: sxākǝltānt (Ottersum), sleepbalk: slē̜i̯p˱balǝk (Ottersum), trekbalk: tręk˱balǝk (Ottersum), trekhaak: trękhǭk (Ottersum) | Voor de betrokken onderdelen zie men ook de afb. 63 en 64. [N 11A, 163b + c + d; monogr.] I-2 |
30245 | onderdorpel | onderdorpel: ōndǝrdø̜rpǝl (Ottersum) | De onderste horizontale regel van een raam- of deurkozijn. Voor buitendeur- of buitenraamkozijnen werd de onderdorpel vroeger meestal uit eikehout of natuursteen vervaardigd, bij binnendeurkozijnen uit vure- of dennehout, soms uit eikehout. Tegenwoordig wordt ook hardhout, kunststof en metaal gebruikt. [N 55, 7c; monogr.] II-9 |
32731 | ondergronden, woelen | ondergronden: ondǝrgrōndǝ (Ottersum) | Met een aparte ploeg of met een aan de gewone ploeg bevestigde schaar, klauw of haak de zool, harde laag of bank onder (in) de voor breken of openrakelen. [N 11, 46; N27, 13b] I-1 |
32640 | ondergronder, woeler | ganzepoot: gãnzǝpōt (Ottersum), ondergronder: ondǝrgrondǝr (Ottersum), øndǝrgrōndǝr (Ottersum) | De ondergronder of woeler was een aparte ploeg zonder kouter en riester, maar met een lansvormige schaar of twee in tegenovergestelde richting geplaatste messen vóór op het ploeghoofd. Vaak werd de oude aanaardploeg tot ondergronder omgebouwd. Met deze ploeg, die vóór de gewone ploeg uitging of erop volgde, werd de ondergrond, de bodem van de voor opengebroken. Men kon ook met de gewone ploeg de ondergrond losrakelen, door op de plaats van de voorschaar of het kouter, dan wel aan of onder de ploeghiel een woelschaar, een woelhaak of woelmes aan te brengen. Aldus werd tegelijkertijd de bovengrond geploegd en de ploegzool opengebroken. [N 11, 33j; N 11A, 76a + 76b + 77; N 27, 14] I-1 |
33947 | onderhaam | onderhaam: øndǝrhām (Ottersum) | Twee met elkaar verbonden kussens die het paard onder het haam draagt, als dat te groot is. [N 13, 11; monogr.] I-10 |
21579 | onderhandelen | eraan staan: d⁄r aṇ staoṇ (Ottersum) | Inventarisatie uitdrukkingen voor: in onderhandeling zijn over een bepaalde koop [in beding zijn met iemand?] [N 21 (1963)] III-3-1 |
25498 | onderkant van een peperkoek | onderkant: øndǝrkānt (Ottersum) | [N 29, 94b] II-1 |
25492 | onderkant van het brood | onderkorst: ōndǝrkǭrst (Ottersum) | [N 29, 54b; monogr.] II-1 |
19395 | onderkussen, peluw | pulf: pølf (Ottersum) | peluw, onderkussen III-2-1 |