22316 |
onnozele-kinderendag |
onnozele-kinderen:
onneusele kīēnder (L163p Ottersum),
onneuzele kinder (L163p Ottersum),
ónneuzele kiendere (L163p Ottersum)
|
Onnozole kinderen [allerkindere]. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
33108 |
onregelmatig dorsen |
geen slaghouden:
gen [slaghouden] (L163p Ottersum)
|
Nu eens hard en dan weer zacht slaan. In de vraag was de suggestie opgenomen: "kalfkes maken; met een kuuske en een kalfke dorsen". Voor de fonetische documentatie van de uitdrukking slaghouden, zie het lemma ''maat houden bij het dorsen'' (6.1.3). [N 14, 14a]
I-4
|
33535 |
onrijp, onvolgroeid |
kreuzel:
kreuzel (L163p Ottersum)
|
fruit (onrijp)
I-7
|
25175 |
onstuimige lucht |
rouwe lucht:
⁄n raawe lócht (L163p Ottersum)
|
onstuimige, woest bewolkte lucht [grellig] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
20814 |
ontbijtkoek, peperkoek |
peperkoek:
pēͅpərkūk (L163p Ottersum),
pééperkoek (L163p Ottersum)
|
ontbijtkoek, peperkoek || peperkoek [N 29 (1967)]
III-2-3
|
33719 |
ontbost terrein met een schop omwerken |
ommaken:
ømmākǝ (L163p Ottersum),
omzetten:
ømzętǝ (L163p Ottersum)
|
Het ontboste terrein met een schop omwerken om de achtergebleven wortels te verwijderen. [N 27, 10a]
I-8
|
33711 |
ontginnen |
cultiveren:
køltivīrǝ (L163p Ottersum)
|
Het in cultuur brengen van woeste grond. [N 27, 5; N 11a, 112; monogr.]
I-8
|
32638 |
ontginningsploeg |
ontginningsploeg:
ont˲geneŋs[ploeg] (L163p Ottersum)
|
De ploeg die men gebruikt voor het in cultuur brengen van woeste grond, zoals bos, heide, enz. Het ontginningswerk werd verricht met de ploeg in L 159a, 320a, 360, P 48, 51, 107a, 108, 175, 178, 222, Q 11, 28, 77, 94b, 162, 156, 170. Blijkbaar was dat geen aparte, maar de gewone, vanouds "ploeg" geheten, enkele ploeg, die men op dit werk kon inrichten. Voor het in cultuur brengen van bos- en heidegrond gebruikte men: de brabander in L 290a, 321a, P 44, 48, 49, Q 39 of brabantse ploeg in L 331; in L 248 een zware brabantse ploeg (vroeger) en de Melotteploeg (later); de enkele ploeg in Q 7, 80; de aanschietploeg in Q 80; de dobbele ploeg in Q 80; de franse ploeg in Q 79a, 80; de wentelploeg in K 358, L 372a; een (oude) Sack''s of Sack''s(e)ploeg in L 163, 165 of Sack''sische ploeg in L 246 en in Q 22 de tweevoorder. Aan het ontginningswerk kwam in Q 14 de cultivator te pas, in Q 22 en 247 de extirpator, in P 45 de rus en in Q 180 de frees. [N 11, 30 + 32c add.; N 11A, 81; N 27, 15]
I-1
|
29024 |
ontnaaid |
uit de naad:
yt dǝ nǭt (L163p Ottersum)
|
Losgelaten, gezegd van een naad. [N 62, 28]
II-7
|
33002 |
ontsmettingsmiddel |
vitriool:
vitriul (L163p Ottersum)
|
Het middel, de vloeistof die gebruikt wordt bij het ontsmetten van zaaigraan. Zie ook de toelichting bij het vorige lemma. [N M, 24b]
I-4
|