33486 |
oogstappel |
boutappel:
bo.wtappel (L163p Ottersum)
|
appel
I-7
|
33433 |
oogststapel in de schuur |
gebont:
gǝbõnt (L163p Ottersum),
korenhoop:
kǭnhōp (L163p Ottersum),
last:
lãst (L163p Ottersum),
tas(t):
tãst (L163p Ottersum)
|
De stapel van graanschoven die men in de schuur vormt, vooral in de tasruimte naast de dorsvloer, maar ook wel op een zolder (vooral bij kleine bedrijven), en ook wel van toepassing op de hooioogst. Veel benamingen van de stapel bevatten de naam van het geoogste gewas en/of geven aan waaruit de stapel bestaat. Vergelijk ook het lemma "graan stapelen in de schuur" (aflevering I.4, lemma 5.1.11). In de toelichting bij het lemma "tasruimte naast de dorsvloer" (3.3.2) is al gewezen op de metonymische verbanden tussen de twee groepen benamingen. De benamingen van de stapel worden gebruikt om de ruimte waarin gestapeld wordt aan te duiden. Interessant is hier het voorkomen van de benamingen gebont en verbont; het is een geval van doorgezette metonymie: de naam van de begrenzing is overgegaan op de ruimte (i.c. de tasruimte) en deze weer op hetgeen die ruimte bevat: de oogststapel. Daarna volgen in het lemma nog een aantal (bijna-)hapaxen die kennelijk van minder belang zijn. [N 5A, 69b; N 5, 82, 84 en 85; N 15, 49a; N C, 5b; JG 1a, 1b en 2c; L B2, 292; monogr.]
I-6
|
24220 |
ooievaar |
ooievaar:
ooievaar (L163p Ottersum)
|
ooievaar (102 bij iedereen bekend; nu verdwenen uit Brabant, behalve uit het noord-westen [N 09 (1961)]
III-4-1
|
20356 |
oom |
oom:
eum (L163p Ottersum),
oome (L163p Ottersum),
oompje:
iemke (L163p Ottersum)
|
oom || oom, mijnheer, heer || oompje
III-2-2
|
17757 |
oor |
oor:
o.rə (L163p Ottersum),
raamoor:
rāmōr (L163p Ottersum)
|
Het uitstekende deel aan boven- en onderdorpels van deur- en raamkozijnen dat in de muur wordt gemetseld. [N 55, 7g] || oren [RND]
II-9, III-1-1
|
32519 |
oorwissen |
oorwissen:
ōrwesǝ (L163p Ottersum)
|
De wissen waaruit de handvatten worden vervaardigd. Zie ook afb. 278. De respondent uit Sint-Truiden (P 176) merkte op dat men voor de oren van een plukkorf riet uit Indonesië gebruikte. Men betrok dit via Antwerpse handelaren. [N 40, 73]
II-12
|
24361 |
oorworm |
oorrakel:
oorraokel (L163p Ottersum)
|
oorworm
III-4-2
|
20056 |
oostindische kers |
honingtuitje:
hoeningtuutje (L163p Ottersum, ...
L163p Ottersum)
|
Oostindische kers
I-7, III-2-1
|
23198 |
op bedevaart gaan |
naar bedevaart gaan:
nòòr bèjevòòrt gaon (L163p Ottersum)
|
Bedevaart doen [ne gank doon]. [N 06 (1960)]
III-3-3
|
25358 |
op de borrel gaan |
een goede zijn:
ǝt es ǝn gujǝ (L163p Ottersum)
|
Voordat een varken geslacht wordt, komen de buren het prijzen in de hoop op een borrel te worden getrakteerd. Ook komt het voor dat dit gebeurt, als het varken gedood is. Soms blijven de inspanningen die men zich voor de borrel moet getroosten beperkt tot wat prijzende woorden, soms helpt men even mee het varken op de grond te trekken of het dier vast te houden, zodat de slachter het de keel kan doorsnijden. [N 28, 4]
II-1
|