25564 |
op de juiste temperatuur |
goede deegtemperatuur:
gujǝ dēxtɛmpǝratȳr (L163p Ottersum)
|
Gezegd van gerezen deeg. Het vocht in het deeg is de warmtebron. Door het vocht te verwarmen brengt men het deeg op de juiste temperatuur. De goede temperatuur is van groot belang voor de kwaliteit van het produkt. Te warme degen zullen droog brood geven, dat spoedig kruimelig wordt, terwijl te koude degen een brood opleveren dat klein van stuk en wreed van scheuring is (Schoep blz. 95). Volgens de informanten van K 359, L 270, en Q 121e was eertijds het bepalen van de juiste temperatuur een kwestie van aanvoelen of voelen met de handen. De goede temperatuur zou volgens de informant van L 269a zijn ¬± 28¬∞C. In dit lemma komen verschillende grammaticale categorieën voor. [N 29, 28b; monogr.]
II-1
|
21692 |
op de markt verkopen |
markten:
maerte (L163p Ottersum)
|
verkopen, goederen op de markt gaan ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
17966 |
op de schouder zitten |
op de mars zitten:
op de marse zitte (L163p Ottersum),
op de schouders zitten:
op de schaower zitte (L163p Ottersum)
|
rug: op de rug zitten [N 10 (1961)]
III-1-2
|
17949 |
op de tenen lopen |
op de tenen lopen:
op de tiene loope (L163p Ottersum),
tenen (ww.):
B.v. door het water.
teene (L163p Ottersum)
|
lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || lopen: op zijn tenen lopen [op zn vurvoete] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
33218 |
op een hoop gooien |
op een dijk schudden:
ǫp ǝn dik sxødǝ (L163p Ottersum),
op een hoop schudden:
ǫp ęnǝn hōp sxødǝ (L163p Ottersum),
op een wal schudden:
ǫp ǝn wal sxødǝ (L163p Ottersum)
|
Het uitstorten van de aardappelen in de kuil. [N 12, 29; monogr.]
I-5
|
17934 |
op een sukkeldrafje lopen |
op een schokje:
ǫp ǝ sxø̜kskǝ (L163p Ottersum),
op een schokje lopen:
op n sökske loope (L163p Ottersum),
op zijn elf-en-dertigste lopen:
op z`n elf en dartigst loope (L163p Ottersum)
|
[N 8, 81a, 81d en 83]lopen: op een sukkeldrafje lopen [schokke, op n schökske loope] [N 10 (1961)]
I-9, III-1-2
|
31866 |
op het niet schaven |
op niks uit laten lopen:
op neks˱ yt lǭtǝ lōǝpǝ (L163p Ottersum)
|
Een stuk hout zo schaven dat het op een punt uitloopt. [N 53, 105]
II-12
|
32922 |
op heukelingen zetten, zwelen |
in weeroppers zetten:
in [weeroppers] ˲zętǝ (L163p Ottersum),
op weeroppers zetten:
ǫp [weeroppers] ˲zętǝ (L163p Ottersum)
|
Het bijeenwerken van de langwerpige heuveltjes tot de kleinste soort hopen: heukelingen of heukels. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de heukeling, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van (...) verwezen naar de woordtypen van het lemma ''heukeling''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''heukeling''. In dit en in de volgende lemma''s komen het woordtype opper en de afleidingen daarvan, zoals opperen, voor. Het type kent een achttal mogelijke typevarianten die onderling geen voorkeursvolgorde hebben: opper, upper, oppel, uppel, hopper, hupper, hoppel, huppel. In dit en in de volgende lemma''s zijn de vormen met en zonder begin-h als aparte woordtypen behandeld; de andere vormen staan steeds in dezelfde volgorde. De kaarten 39, 41 en 43, respectievelijk "op heukelingen zetten", "op hopen zetten" en "op oppers zetten" hebben alle drie dezelfde opbouw, die weer in verband staat met de opbouw van de kaarten 40, 42 en 44: "heukeling", "hoop" en "opper". Voor deze zes kaarten zijn ook dezelfde symbolen voor gelijke opgaven gebruikt. [N 14, 103; JG 1a, 1a, 1c; monogr.]
I-3
|
33851 |
op hol slaan |
vandoor gaan:
vandø̜r gǭn (L163p Ottersum)
|
Aan het hollen gaan, niet meer aan het commando gehoorzamen. [JG 1a, 1b; N 8, 81f]
I-9
|
27155 |
op hopen zetten |
bijeensmijten:
bēi̯ęnsmītǝ (L163p Ottersum),
op hopen zetten:
ǫp [hopen] zętǝ (L163p Ottersum)
|
Het bijeenwerken in hopen die aanzienlijk groter zijn dan heukelingen, maar nog niet zo groot als oppers. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de hoop, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van ø...ŋ verwezen naar de woordtypen van het lemma ''hoop, tussen heukeling en opper''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''hoop, tussen heukeling en opper''.' [N 14, 107]
I-3
|