e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ottersum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ovenverlichting snotneus: snǫtnø̄js (Ottersum) Als ovenverlichting kunnen verschillende voorwerpen dienen variërend van heel simpele tot meer geavanceerde. Naast de verlichting door middel van vuur kent men verlichting door middel van olie, electriciteit, gas of karbied. Het vroegst in gebruik was de olielamp. Volgens de informant van L 291 was dit een koperen tuitjeskan in een passend emmertje met lektuit. De lamp zat aan een draaibaar armpje buiten de deur, de "lampegek" genaamd (zie het woordtype "lampegek"), en kon in de oven gedraaid worden. Na de olielamp kwamen de electrische lamp, de looplamp, (stal) lantaarn en de karbiedlamp. Intussen gebruikte een aantal mensen, zeker in het bakhuis bij de boerderij, heel eenvoudige verlichtingsmiddelen zoals houtspaanders, brandhout, gloeiend houtskool, lucifers, een bosje stro of een pan met hout erin en petroleum. Soms werd een stuk stof gedrenkt in smout, aan een stok gebonden en aangestoken, hetgeen heel de oven verlichtte. Tenslotte vermeldt de zegspersoon van P 56 dat in een oud oventype geen licht werd gebruikt, omdat het gebakte zichtbaar bleef door het licht van het smeulend hout. Men keek dan door een kleine opening aan de voorkant van de oven ofwel men wachtte totdat men meende dat het gebak klaar was. De "snotneus" is de pit van het olielampje. Deze pit was een rond katoenen koord dat dikwijls "gesnut" of opgetrokken moest worden. [N 29, 6; monogr.] II-1
ovenvloer ovenvloer: ǭvǝvlūr (Ottersum) De ovenvloer waarop het brood wordt gebakken. Een aantal woordtypen duidt op het materiaal waarvan de vloer is gemaakt. [N 29, 4a; monogr.] II-1
overall overall: ǫvǝral (Ottersum), ǭvǝral (Ottersum) Uit één stuk vervaardigd werkpak dat de metselaar ter bescherming over zijn gewone kleding aantrekt. [N 30, 5c; monogr.] || Uit één stuk vervaardigd werkpak dat de timmerman ter bescherming over zijn gewone kleding aantrekt. [N 55, 183a-b] II-12, II-9
overdwars eggen dwars [eggen]: dwars (Ottersum), in het wars [eggen]: in ǝt wars (Ottersum) Men egt een akker in de breedte om de ploegvoren te breken of om hem van onkruid te zuiveren. Meestal wordt de akker daarna ook nog eens in lengte geëgd. In de betrokken woordtypen hieronder verschijnen dwars, wars e.d. steeds met a als klinker, ook al beantwoordt aan de meeste dialectvarianten veeleer een type met e (dwers e.d.) of ee (dweers e.d.). Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten zie men de toelichting op het lemma ''eggen''.' [JG 1a + 1b + 1c + 2c; N 11, 84b; N 11A, 176d + 189d; monogr.] I-2
overgevoelig paard janker: jāŋkǝr (Ottersum) Paard dat bij het zien van mensen geluiden en bewegingen maakt, maar zonder kwaadaardigheid. [N 8, 94e] I-9
overgordijn gordijn: gərdin (Ottersum) gordijn III-2-1
overgronden, voorlakken overgronden: ó̜vǝrgrōndǝ (Ottersum) Een tweede grondverflaag aanbrengen op het geschuurde en geplamuurde oppervlak. [N 67, 72c] II-9
overhands overhands: overhands (Ottersum) Gezegd van naaien over de hand met dichte steken. [N 59, 66; N 62, 15a; Gi 1.IV, 30] II-7
overhandsen, omslingeren omsteken: ømstē̜kǝ (Ottersum), overhandsen: ǫvǝrhāntsǝ (Ottersum) Overhandsen is bij elke steek de draad over de zoom toehalen, terwijl omslingeren het rafelen moet voorkomen. Voor overhandsen en omslingeren wordt wel dezelfde steek gebruikt, maar er zijn toch verschillen. Bij overhandsen is er sprake van twee lagen of twee stukken stof, bij omslingeren is er slechts sprake van één stuk stof; bij overhandsen is er sprake van het aan elkaar bevestigen van twee delen, bij omslingeren van beveiligen van de stofrand tegen uitrafelen. Beide begrippen zijn in dit lemma ondergebracht. [N 59, 66; N 59, 65; N 59, 67; N 62, 15a; N 62, 15b; N 62, 15c; Gi 1.IV, 30] II-7
overhemd overhemd: aoverhemd (Ottersum), sporthemd: sporthemd (Ottersum) overhemd [ingels hemd, sporthemd, frontj] [N 23 (1964)] III-1-3